DEEL 1 zinsverbanden en alinea's

timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

timer
10:00

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Hoofdstuk 26
  Zinsverbanden

Huiswerkcontrole

Slide 3 - Slide

Programma
10 minuten lezen
10 minuten verbindingswoorden
20 minuten oefenen
5 minuten afsluiten

Slide 4 - Slide

Lesdoel
  • Je weet na afloop een voorbeeld te noemen van een signaalwoord en een verbindingswoord

  • En weet hoe je ze kunt vinden in een zin

Slide 5 - Slide

Zinnen en verbindingswoorden
In een tekst zijn zinnen binnen een alinea nooit losse eenheden
Ze staan altijd in verband met elkaar (hebben te maken met elkaar, hebben een relatie met elkaar).

Een verbindingswoord (of signaalwoord) geeft het karakter van het verband aan: welke vorm van connectie hebben de zinnen met elkaar?
timer
2:00

Slide 6 - Slide

timer
2:00

Slide 7 - Slide

Nog een vb: 

Een vergelijking kan worden aangegeven met 'evenals, eveneens, net als, alsof, hetzelfde is het geval'
Of een conclusie kan worden aangegeven met 'dus, dan ook, concluderen'



timer
1:00

Slide 8 - Slide

Laten we even oefenen
Je mag het 'op gevoel doen' (oftewel nadenken of zelfs gokken) 
Maar je mag ook meekijken op blz. 106 

Slide 9 - Slide

Kies een verbindingswoord en verander eventueel de zinnen, zodat de zinnen duidelijker worden. Vraag 2a (blz. 107).

Slide 10 - Open question

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik ging naar de markt, alvorens ik naar de Lidl liep.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 11 - Quiz

Zie vraag 1c (blz. 107). "Ik wil niet mee kamperen, tenzij er een zwembad op de camping is." Welke woord geeft het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 12 - Open question

Welk soort verband zie je in deze zin?
Ik houd van sneeuw, echter ik vind het ook wel een gedoe.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
tegenstelling

Slide 13 - Quiz

Zie vraag 1e (blz. 107). "Al draagt een aap een gouden ring, het blijft een lelijk ding" Welke woord geeft het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 14 - Open question

Welk soort verband zie je in deze zin?
Het vriest buiten, daardoor ligt er ijs op de sloten.
A
tijd
B
oorzaak-gevolg
C
reden
D
toegeving

Slide 15 - Quiz

Welk soort verband zie je in deze zin?
Zij is straatvoetballer. Dit betekent dat ze geen competitie op het veld speelt.
A
verduidelijking
B
vergelijking
C
reden
D
tegenstelling

Slide 16 - Quiz

Zie vraag 1b (blz. 107). "Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal." Welke woorden geven het zinsverband aan en welk verband is dit?

Slide 17 - Open question

Welk soort verband zie je in deze zin?
Hoewel ik het fijn vind dat ik niet hoef te fietsen, mis ik de beweging wel.
A
tijd
B
toegeving
C
reden
D
tegenstelling

Slide 18 - Quiz

Oefenen
Wat: maak opdracht 2 t/m 4 op blz. 107
Hoe: zelfstandig in je boek of schrift
Hulp: tabel blz. 106
Tijd: 20 minuten
Resultaat: klassikaal bespreken
Klaar: maak opdracht 5 op blz. 107 
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Dus....
Wat zijn signaalwoorden en verbindingswoorden?
Geef een voorbeeld van een signaalwoord.
Geef een voorbeeld van een verbindingswoord

Slide 20 - Slide

Volgende les
Samenvatting van wat we hebben behandeld afgelopen weken

Slide 21 - Slide