30-03 spelling

! : ' '
1 / 12
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

! : ' '

Slide 1 - Slide

Gaat Zoë altijd met de fiets naar school
A
.
B
?

Slide 2 - Quiz

Vandaag leren we nieuwe dingen
A
.
B
?

Slide 3 - Quiz

Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je een uitroepteken?
Aan het einde van:
- een uitroep
- een bevel

Slide 5 - Slide

Waar staat het uitroepteken goed?
A
Het antwoord is vier!
B
De juf zei: 'Ga op je stoel zitten!'
C
Wat wil je eten!
D
De zon schijnt niet vandaag!

Slide 6 - Quiz

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 7 - Slide

Wanneer gebruik je een dubbele punt?
Wanneer er informatie volgt in een citaat

Een citaat is een stukje tekst dat letterlijk door iemand gezegd word.

Slide 8 - Slide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 9 - Slide

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?
- Om een citaat aan te geven.
Het stukje tekst dat letterlijk gezegd word komt tussen aanhalingstekens te staan. Een citaat begint altijd met een hoofdletter.

Slide 10 - Slide

Welke zin is juist?
A
Mama roept: 'Kom terug'!
B
Mama roept: 'kom terug!'
C
Mama roept: 'Kom terug!'
D
Mama roept: 'Kom terug.'

Slide 11 - Quiz

Welke zin is juist?
A
De bakker schreeuwt: 'De lekkerste broodjes koop je hier!
B
De bakker schreeuwt: 'De lekkerste broodjes koop je hier!'
C
De bakker schreeuwt 'De lekkerste broodjes koop je hier!'
D
De bakker schreeuwt: 'De lekkerste broodjes koop je hier'.

Slide 12 - Quiz