This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 120 min
Items in this lesson
De eerste boeren
Slide 1 - Slide
De tijd van jagers en boeren
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Wat is landbouw?
Landbouw ontstaat als mensen niet meer leven van wat de natuur toevallig opbrengt, maar daar zelf invloed op gaan uitoefenen door het aanplanten van bepaalde gewassen (akkerbouw) en het in gevangenschap houden van bepaalde dieren (veeteelt).
Slide 4 - Slide
Akkerbouw Deze boeren plukken peulvruchten van de struiken, zoals doperwten of kikkererwten. Ook jager-verzamelaars plukten vruchten in de natuur, maar boeren legden hele velden aan waar voedsel groeide. Achter de boeren zie je nog meer velden liggen die voor akkerbouw bedoeld zijn.
Werktuigen Deze boeren zijn druk bezig met het oogsten van graan. Ze snijden het af met een sikkel, een krom mes. Dit mes bestaat uit een houten steel en een mes van vuursteen. Beide onderdelen zijn met touw aan elkaar vastgemaakt. Vanaf omstreeks 3000 v.C. gingen mensen ook metalen werktuigen gebruiken.
Veeteelt
De mensen die je hier ziet hebben dieren tam gemaakt en gefokt. De herder rechts heeft een kudde geiten onder zijn hoede. Zij grazen in de natuur en worden ‘s avonds weer verzameld. De boer links gebruikt de trekkracht van de runderen om de grond om te ploegen.
Melk, vlees en huiden
Hier zie je een boerin die dierenhuiden te drogen hangt. Veel dieren werden gehouden voor de huiden en het vlees. Maar mensen hielden bepaalde dieren ook voor een ander doel. Runderen en geiten gaven melk, katten hielden muizen uit de voorraadkast en honden bewaakten het erf.
Aardewerk potten
Hier zie je potten die de boeren maakten van klei. Ze werden gebruikt om voedsel in te bewaren. De potten beschermden het voedsel tegen vocht en ongedierte. Zo bleef het goed tot de volgende oogst. De potten werden ook gebruikt om mee te koken. Vaak werden ze mooi versierd.
Stevige huizen
Boeren bouwden stevige huizen van riet en hout, met een dak van stro. Aan de buitenzijden van de muren gebruikten ze opgedroogde modder om regen en wind tegen te houden. Omdat mensen dankzij de landbouw het hele jaar op dezelfde plaats woonden, konden ze nu ook dit soort huizen bouwen.
Slide 5 - Slide
De landbouw (agrarische) revolutie
Revolutie: een ingrijpende verandering
De jagers-verzamellaarssamenleving veranderde langzaam in een landbouwsamenleving met een bloeiende economie.
Slide 6 - Slide
Gevolgen I
1. Mensen gingen op vaste plaatsen wonen -> verzorging van gewassen en vee.
2. Een bevolkingsgroei -> ontstaan van dorpen.
Slide 7 - Slide
Gevolgen II
3. aanzet tot nieuwe uitvindingen (trekhak / ploeg / wiel / aardewerk / maalstenen)
4. aanzet tot nieuwe technieken (weven / potten bakken / polijsten van steen)
Graven worden steeds uitgebreider: grafheuvels en hunebedden
Doden kregen bezittingen mee: vermoedelijk geloven in een hiernamaals
De hunebedden waren indrukwekkende monumenten om hun voorouders te eren.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
Maken deze les
1.4 Leven van de landbouw
Opdracht 5 t/m 9
Werkboek blz. 17-18
Informatieboek blz. 18-20
Slide 19 - Slide
Hoe kun je aan de afbeelding zien dat de hunebedden ná landbouwrevolutie zijn gemaakt?
A
De grote stenen kwamen hier pas tijdens de landbouwrevolutie.
B
Er woonden hier te weinig mensen om samen de hunebedden te maken.
C
Er wordt gebruik gemaakt van dieren.
D
Voor de landbouwrevolutie werden er geen mensen begraven
Slide 20 - Quiz
Plaats de gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde (tijdsvolgorde)
Plant de zaden van graan.
Maak kleine velden voor het graan om te verbouwen.
Verzamel graanzaden in het wild.
Nu kan je je eigen graanvelden verbouwen.
Houd wat graan zaden over voor volgend jaar.
Slide 21 - Drag question
Boeren
Jager-verzamelaars
Verplaatsen van plek naar plek
Graan, fruit en groenten verzamelen
Op dieren en vissen jagen
Kleine groepen
Enkele bezittingen die mee gedragen konden worden
Landbouw was een grote verandering voor de manier waarop mensen leefden in de prehistorie. Wat veranderde er precies? Versleep iedere verandering naar de juiste plaats.