pallas 5c bespreken regel 1-11

δεσποτης (r. 1) heeft de naamval
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc
1 / 10
next
Slide 1: Quiz
GrieksVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolvwoLeerroute VLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

δεσποτης (r. 1) heeft de naamval
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 1 - Quiz

in de regels 1-5 staat het volgende aantal zelfstandige naamwoorden in de dativus...
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 2 - Quiz

του ταρταρου (r 2) is genitivus want
A
bijvoeglijke bepaling
B
na voorzetsel
C
als LV bij ww (+gen.)
D
het is geen genitivus

Slide 3 - Quiz

κεφαλας (r. 3) staat in de naamval
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 4 - Quiz

in regel 7 wordt iets gevraagd aan
A
Hades
B
Tartaros
C
Herakles
D
Kerberos

Slide 5 - Quiz

Πλουτωνα (r. 6) staat in de
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 6 - Quiz

In zin 6-7 vind je geen woord in de ...
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 7 - Quiz

In zin 10-11 vind je geen woord in de ...
A
nom
B
gen
C
dat
D
acc

Slide 8 - Quiz

Een infinitivus eindigt in het Grieks (voorlopig altijd) op de letters
A
-ετε
B
-εις
C
-ομεν
D
-ειν

Slide 9 - Quiz

De slang van Lerna (4A) had dit aantal onsterfelijke koppen...
A
0
B
1
C
7
D
9

Slide 10 - Quiz