H2: 2.6 / Groter, kleiner of gelijk - 1M

      Mobiele telefoon in de zak voor in de klas! 


1 / 14
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

      Mobiele telefoon in de zak voor in de klas! 


Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 2 - Getallen
  • Lesdoel bespreken
  • Huiswerkcontrole
  • Terugblik: voorkennis H2 t/m 2.5
  • Theorie: 2.6
  • Zs/Zf 
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Je hebt de leerdoelen van 2.6 behaald, of 
je weet wat je moet doen om deze te behalen.

Slide 3 - Slide

Huiswerkcontrole

Het huiswerk was:
Paragraaf 2.5: 63 t/m 69 én 72 t/m 77

Welke opgave(n) moeten we bespreken?

Slide 4 - Slide

Terugblik
  • Wat is een verhoudingstabel?
  • Welke bewerkingen kennen we? Wat is de rekenvolgorde?
  • Wat zijn gelijknamige breuken? 
  • Hoe reken ik de volgende som uit? 
  • Wat is een geheel getal?
  • Wat is een decimaal getal?
  • Hoe heten de cijfers achter de komma bij een decimaal getal?
  • Rond af op 3 decimalen: 320,95341
  • Rond af op een geheel getal: 5239,67846
53+81

Slide 5 - Slide

2.6: Waarde cijfers
Pak je aantekeningenschrift en beantwoord hierin de volgende vragen 
(met potlood, zodat je het kunt verbeteren)

Kijkvragen: 
  1. Wat is het verschil tussen cijfers en getallen?
  2. Hoeveel waarden van cijfers komen er in het filmpje voor? 
  3. En welke waarden zijn dit?


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

2.6: Waarde cijfers
Zorg dat de juiste antwoorden in je aantekeningenschrift komen.
 
Kijkvragen:  
  1. Wat is het verschil tussen cijfers en getallen? 
  2. Hoeveel waarden van cijfers komen er in het filmpje voor?  
  3. En welke waarden zijn dit?
  4. Toegevoegde vraag: Welke waarden zullen er nog meer zijn?


5938,24
520,10

Slide 8 - Slide

2.6: Komma verschuiven
Allereerst 2 voorbeelden:
2,14 x 100 = ...  
35604,10 : 10 000 = ...

Even oefenen:
  • 42000 : 10
  • 342 x 1000

Slide 9 - Slide

2.6: Groter, kleiner of gelijk
Het teken < betekent kleiner dan
Het teken > betekent groter dan
Het teken = betekent gelijk aan
Het teken        betekent ongeveer gelijk aan

Hoe onthouden jullie dit altijd?

  • Hoe schrijf ik dan: honderd is groter dan vijfenzestig?
  • Wat is 5 < 9  in woorden?

Slide 10 - Slide

2.6: Groter, kleiner of gelijk
Staan is >  
Zitten is <

Vul  > of < in:
  • 99 .... 101
  • 2 + 6 ... 10
  • 9 : 3 ... 2,5
  • 0,5 ... 0,05


Slide 11 - Slide

2.6: Breuk en decimaal getal
Een breuk is zoals jullie weten een deling.
Bij een breuk hoort dus een decimaal getal.

  • Welk decimaal getal hoort bij      ?

Schrijf in je aantekeningenschrift, zodat je dit beter onthoudt.
21

Slide 12 - Slide

Huiswerk



Maken:

Paragraaf 2.6: 79 t/m 95







Zs
Zf
Zf
timer
10:00
Huiswerk bespreken
Extra uitleg

Slide 13 - Slide

Lesdoel behaald?

Je hebt de leerdoelen van 2.6 behaald, of  
je weet wat je moet doen om deze te behalen.

Slide 14 - Slide