Hoofdstuk 3 Getallen §3.3 en § 3.4


welkom
H3.3 en 3.4

1 / 34
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson


welkom
H3.3 en 3.4

Slide 1 - Slide

Doelstellingen voor vandaag:
Aan het einde van deze les :
  • Je leert wat een decimaal getal is.
  • Je leert hoe je een breuk als een decimaal getal schrijft
  • Je leert hoe je een decimaal getal als een breuk schrijft.
  • Je leert hoe je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijkt.


Slide 2 - Slide

Tekst
Wat weet jij nog...? Schrijf eens op.
--> rekenvolgorde
--> som, verschil, quotiënt, product

Slide 3 - Mind map

Som, verschil, product en quotiënt

Slide 4 - Slide

Sleep de juiste bewerking naar het juiste teken:
som
verschil
product
quotient
x
+
-
:

Slide 5 - Drag question

Wat is het verschil tussen 24 en 4?

Slide 6 - Open question

Wat is de som van 24 en 4?

Slide 7 - Open question

Wat is het product van 24 en 4?

Slide 8 - Open question

Wat is de quotiënt van 24 en 4?

Slide 9 - Open question

Uitleg:

Slide 10 - Slide

Wat is de rekenvolgorde?
Stap 1:
Stap 2:
Stap 3:
Binnen de haakjes
x en :
+ en -

Slide 11 - Drag question

Sleep de onderdelen naar de juiste plek
6 x 4 + 2 x 4 =
 +
=
8
24
32

Slide 12 - Drag question

Sleep de onderdelen naar de juiste plek
5 x ( 3 + 1 ) : 2 =
=
=
4
5 x
: 2
: 2
10
20 x

Slide 13 - Drag question

In een klas van 35 kinderen is 1/5 deel ziek. Hoeveel leerlingen zijn er ziek?
A
6
B
7
C
10
D
5

Slide 14 - Quiz

Een breuk is een deelsom!
1/2 = 1:2 = 0,5


Slide 15 - Slide

Christiaan eet een flinke plak chocola van 350 gram. Hij eet 3/5 deel op.
Hoeveel gram chocola heeft hij over?
A
120 gram
B
210 gram
C
70 gram
D
140 gram

Slide 16 - Quiz

Hoofdstuk 3.3
  • Je leert wat een decimaal getal is.
  • Je leert hoe je een breuk als een decimaal getal schrijft.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Hoe schrijf je breuk als decimaal getal?
https://www.youtube.com/watch?v=-Y3II7Swqhs

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
0,0017
D
17,1000

Slide 21 - Quiz

Hoe schrijf je deze breuk als decimaal getal?
A
0,005
B
0,05
C
0,5
D
5

Slide 22 - Quiz

Schrijf de breuk als
decimaal getal
A
1,9
B
0,9
C
9,1
D
0,10

Slide 23 - Quiz

Schrijf deze breuk
als decimaal getal
A
0,017
B
0,17
C
1,7
D
17,1000

Slide 24 - Quiz

Hoofdstuk 3.4
  • Je leert hoe je een decimaal getal als een breuk schrijft.
  • Je leert hoe je breuken en decimale getallen met elkaar vergelijkt.

Slide 25 - Slide

Kijk naar de waarde van de getallen. Zet de waarden van klein naar groot.

Slide 26 - Drag question

Welk decimaal getal hoort bij de volgende percentages?
0,05
0,15
0,5
0,015
0,55
0,75
75%
50%
1,5%
15%
55%
 5%

Slide 27 - Drag question

Slide 28 - Slide

Schrijf dit decimale getal als breuk
A
4102
B
24
C
451
D
204

Slide 29 - Quiz

Maak van het decimale getal een breuk: 1,4
A
52
B
1104
C
152
D
154

Slide 30 - Quiz

Schrijf dit decimale getal als breuk
A
57
B
43
C
75
D
34

Slide 31 - Quiz

Wiskundig teken voor "groter dan"
A
>
B
<
C
D

Slide 32 - Quiz

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

5,5 ........... 5,49
Groter, kleiner of gelijk
A
<
B
>
C
=

Slide 33 - Quiz

Welk teken hoort er op het
stippellijntje?

0,07 ........... 0,7
Groter, kleiner of gelijk
A
<
B
>
C
=

Slide 34 - Quiz