(Havo2) 03-10-2024 (2e les van de week)

Startopdracht
  • ga rustig zitten
  • pak een Duits leesboek
  • ga 15 min lezen


  • NA DE 15 min schrijf je in jouw stempelkaart op (achterin is er een pagina ervoor) wat je hebt kunnen verstaan

timer
15:00
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Startopdracht
  • ga rustig zitten
  • pak een Duits leesboek
  • ga 15 min lezen


  • NA DE 15 min schrijf je in jouw stempelkaart op (achterin is er een pagina ervoor) wat je hebt kunnen verstaan

timer
15:00

Slide 1 - Slide

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?
  • Plenda
  • Laptop
  • Buch
  • Stempelkarte
  • Stift
X
X

Slide 2 - Slide

  • Wortschatz (10min)
  • selbstständig Arbeiten (10min)
  • zusammen Arbeiten (10min) 
  • Planen (5min)
  • Feedback (5min)

Slide 3 - Slide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden haben en sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wortschatz Test
  • Je zit in toets opstelling
  • op je tafel ligt alleen een pen en papier
  • je kijkt op eigen blaadje

Slide 6 - Slide

Wortschatz Test
NED
DUITS
1. Duitsland
2. heten
3. hoe?
4. wie?
DUITS
NED
1. oft
2. das gefällt mir
3. groß
4. schon

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • opdrachten Kapitel 1 
  • opdrachten Kapitel 2
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart

Selbstständig
Arbeiten

Slide 9 - Slide

Wörter üben (woordjes leren)

ga naar www.quizlet.live en schrijf je in


timer
10:00

Slide 10 - Slide

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • opdrachten Kapitel 1 
  • opdrachten Kapitel 2
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart

Zusammen
Arbeiten

Slide 11 - Slide

mail mij!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke                                                     voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden                                                               haben en sein in de                                                              tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 14 - Slide

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat is het beste gelukt?
Wat had je beter kunnen doen?
Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Slide 15 - Open question

Exitticket:
Hoeveel stempels heb je al?
A
1
B
2
C
3
D
meer dan 3

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide