(Havo2) 08-10-2024 (1e les van de week)

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?
  • Plenda
  • Laptop
  • Buch
  • Stempelkarte
  • Stift
X
X
1 / 21
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Guten Tag!

Was liegt auf dem Tisch?
  • Plenda
  • Laptop
  • Buch
  • Stempelkarte
  • Stift
X
X

Slide 1 - Slide

Probeer een paar te vinden (persoonlijk voornaamwoord bij de juiste werkwoordsvorm). 
Startopdracht
HABE
ICH
HABEN
BIST
DU
IST
HAT
MARCO
IST

Slide 2 - Drag question

  • Wortschatz (10min)
  • selbstständig Arbeiten (10min)
  • Grammatik (5min)
  • zusammen Arbeiten (15min) 
  • Planen (5min)
  • Feedback (5min)

Slide 3 - Slide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden haben en sein in de tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wortschatz Test
  • Je zit in toets opstelling
  • op je tafel ligt alleen een pen en papier
  • je kijkt op eigen blaadje

Slide 6 - Slide

Wortschatz Test
NED
DUITS
1. de broer
2. mooi
3. de ouders
4. de kinderen
DUITS
NED
1. ohne
2. vielleicht
3. wichtig
4. gern
timer
4:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • opdrachten Kapitel 2
  • opdrachten Kapitel 3
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart!

Selbstständig
Arbeiten

Slide 9 - Slide

Weet je het nog?

Vertaal de woordjes tussen de haakjes!

Slide 10 - Slide

(Ik heb) drei Opas

Slide 11 - Open question

Wie viele Cousinen (heb je)?

Slide 12 - Open question

(Hij is)heel jong.

Slide 13 - Open question

(Wij zijn)jetzt in de Schweiz.

Slide 14 - Open question

timer
10:00
Wat kan ik doen? 
  • toneelstukje voorbereiden/oefenen
  • opdrachten Kapitel 2
  • opdrachten Kapitel 3
  • slim stampen
  • ander opdrachten stempelkaart!

Zusammen
Arbeiten

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

  • Je kunt de woorden van de Lernliste N-D en D-N actief gebruiken.
  • Je kent de persoonlijke                                                     voornaamwoorden.
  • Je kunt de werkwoorden                                                               haben en sein in de                                                              tegenwoordige tijd gebruiken.

Slide 18 - Slide

Wat heb je gedaan vandaag?
Wat is het beste gelukt?
Wat had je beter kunnen doen?
Noem twee positieve dingen over hoe je hebt gewerkt?

Slide 19 - Open question

Exitticket:
Hoeveel stempels heb je al?
A
1
B
2
C
3
D
meer dan 3

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide