Feiten, meningen en argumenten

Vandaag
-  Feiten, meningen en argumenten

- Oefenen met stof
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Vandaag
-  Feiten, meningen en argumenten

- Oefenen met stof

Slide 1 - Slide

Feiten

Een feit is iets waarvan je kunt controleren of het waar of onwaar is: 
– Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
– Het Paleis op de Dam heeft een knaloranje voordeur.

De eerste zin is een voorbeeld van een waar feit; de tweede zin is een voorbeeld van een onwaar feit. Je kunt beide feiten controleren door naar de Dam in Amsterdam te gaan.

Slide 2 - Slide

Noem een voorbeeld van een feit

Slide 3 - Mind map

Meningen en standpunten
Een mening of standpunt is wat iemand van iets vindt. Met iemands mening kun je het eens of oneens zijn. 

Een mening herken je soms (maar lang niet altijd!) aan signaalwoorden als ik vind, volgens mij, lijkt mij, naar mijn mening, mijns inziens.

Slide 4 - Slide

Noem een voorbeeld van een mening

Slide 5 - Mind map

Argumenten
Als iemand zegt waaróm hij een bepaalde mening heeft, gebruikt hij een argument.

Een argument herken je aan signaalwoorden als want, omdat, namelijk en immers
– Je zou dat blauwe jasje aan moeten doen naar het Lentefeest. (= mening) Dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Je gebruikt dus argumenten om je standpunt te onderbouwen. Deze argumenten kunnen vervolgens weer waarderingen/meningen (subjectief) of feiten (objectief) zijn.

Slide 6 - Slide

Wat is in de volgende zin het argument?

Ik heb een hekel aan de zomer, omdat het dan te heet is.

Slide 7 - Open question

Wat is in de volgende zin het standpunt?

Omdat mijn vader altijd zo lekker kookt, vind ik Pasen echt een leuke feestdag.

Slide 8 - Open question

Feit of mening?

Willem II is de beste club van Nederland.
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?

In Tilburg wonen meer mensen dan in Den Bosch.
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quiz

Wat is betrouwbaarder: een tekst met vooral feiten of vooral meningen?

Slide 11 - Open question

Opdracht
"Onlinelessen zijn net zo goed als 'fysieke' lessen."

Bedenk:
- Een argument voor eens met de bovenstaande uitspraak.
- Een argument voor oneens met bovenstaande uitspraak.


Slide 12 - Slide

argument voor (online lessen zijn net zo goed)

Slide 13 - Open question

argument tegen (online zijn niet zo goed)

Slide 14 - Mind map