donderdag 2 februari

A1 
  1. Taalriedel
  2. gesprekje
  3. Luistertekst 
  4. Praat Plaat over huizen
  5. + opdracht
  6. Herhaling seizoenen
  7. LessonUp
  8. Taal Compleet
  1. A2
  2. Gesprekje
  3. Luistertekst
  4. Praatplaat Hobbyhuis
  5. Woorden oefenen
  6. Taal Compleet A2 met LessonUp
1 / 56
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 56 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

A1 
  1. Taalriedel
  2. gesprekje
  3. Luistertekst 
  4. Praat Plaat over huizen
  5. + opdracht
  6. Herhaling seizoenen
  7. LessonUp
  8. Taal Compleet
  1. A2
  2. Gesprekje
  3. Luistertekst
  4. Praatplaat Hobbyhuis
  5. Woorden oefenen
  6. Taal Compleet A2 met LessonUp

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Samen praten over het weer
René: Wat een weer, hè?
Olivier: Ja, blijft het de hele dag regenen?
René: Ik geloof het wel.
Olivier: En morgen?
René: Dan wordt het beter.
Olivier: Wat is het weerbericht?
René: De zon gaat schijnen en het wordt 23 graden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Zeg, ga je naar de winkel?
​Zeg, ga je naar de winkel?
       
 Ja, heb je iets nodig?
 Ja, heb je iets nodig?

Breng j' snoep voor me mee?
​Breng j' snoep voor me mee? 


   Wil je drop of pepermunt?
Wil je drop of pepermunt?

Oh, dat maakt niet uit!
Oh, dat maakt niet uit!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Luistervideo 1: Op Zwemles

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zwemles

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Luistervideo 2: De Schuur

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

praatplaat het huis

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

vriezen 
Het vriest vandaag.
dooien
Het dooit, de sneeuw smelt

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

stijgen
dalen

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

de stam
de wortels

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

schijnen 
de zon schijnt
de hagel
Wat een grote hagelstenen!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

stormen
Morgen gaat het stormen.
sneeuwen
Het sneeuwt de hele dag.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

het schaap
de duif

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

het onweer
de dag en de nacht

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

waaien
Het waait stevig.

glijden
De jongen glijdt van de glijbaan

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

De spin

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

het voorjaar
de lente
het najaar    
de herfst

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

de wesp
de mug

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

het strand
het bos

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

de plant
Ik geef de plant water.
de bloem
De bloem ruikt lekker.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

de vlinder
het paard

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

de dieren
de regenboog

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

schaatsen
de vlieg

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

de temperatuur
de thermometer

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

wat is de naam van dit voorwerp?

Slide 26 - Open question

This item has no instructions


Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Niet glanzend maar
A
duf
B
dof
C
bof
D
def

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions


Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is dit?
timer
0:10
A
de vlieg
B
de wesp
C
de mug
D
de spin

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions


A
de mug
B
de wesp
C
de spin
D
de vlieg

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions


A
de mug
B
de wesp
C
de spin
D
de vlieg

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions


A
de schelp
B
de zee
C
de vis
D
het strand

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions


A
de regen
B
de zon
C
de mist
D
de wind

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Niveau A2

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

spreekvaardheid.
Lees de situatie. Wat vraag je? Gebruik je u of jij?
  1. Vraag aan je vriendin of ze de druiven lekker vindt.
  2. Vraag aan de vrouw waar ze woont.
  3. Je buurvrouw komt iets bij jou drinken. Vraag aan je buurvrouw of ze koffie wil.
  4. Je belt je opa. Vraag aan je opa of hij zondag op bezoek komt.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

vervolg
  1. Je ziet een man op straat. Je wilt hem iets vragen. Wat vraag je aan de man?
  2. Je wilt weten waar het centrum is. Vraag het aan de vrouw die je op straat ziet. 
  3. De bus is gestopt. Je wilt weten of dit de halte Bachlaan is. Vraag het aan de buschauffeur.
  4. Vraag aan de buschauffeur of deze bus naar het station gaat.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Vertel eens over ...
2
1
Tekst

Slide 39 - Slide

Praat maar mee! Versie 'Geef les'. - Lessuggesties:
Een starter, tussendoortje of afsluiter om deelnemers mee uit te dagen tot vrije productie.

Bij deze oefening kunnen diverse verwachtingen worden uitgesproken over het resultaat, bijvoorbeeld:
- Je vertelt met korte zinnen, in eenvoudige woorden, over het bij jouw naam gedraaide onderwerp.
- Je luistert en vat samen wat de ander heeft verteld.
- Je kunt W- & H-vragen van uit de groep beantwoorden.
- Je kunt aan de spreker informatie vragen met W- & H-vragen.
Etc...

fantastisch
het materiaal

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

de manier =
hoe je iets doet
Er uit zien
Zij ziet er mooi uit.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

de wijk =
een deel van een stad
de advertentie
=stukje in de krant

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

de uitnodiging
bieden
Ik bied 50 euro voor je fiets.

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

het bericht
duidelijk

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Wat is het verkleinwoord van
'de vrouw'?
A
het meisje
B
de vrouwtje
C
de meisje
D
het vrouwtje

Slide 45 - Quiz

This item has no instructions

een stukje in de krant
A
de advertentie
B
het nieuws
C
de bladzijde
D
het papier

Slide 46 - Quiz

This item has no instructions

Mijn nieuwe fiets rijdt echt .......................!
A
fantaschtis
B
fantastich
C
fantastisch
D
fantasties

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions


Hij geeft een ............. feest aan het ...... van de middag.
2
A
fantastisch - dag
B
fantastisch - eind
C
fantastisch - dag
D
fantastische - eind

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Begrijpen jullie de les? Is het.....?
2
A
fout -
B
duidelijk
C
blijken
D
fantastisch

Slide 49 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent "iemand uitnodigen"?
A
Iets te drinken bestellen
B
Zeggen dat je komt eten
C
Een vriend vragen of hij komt eten
D
Afrekenen

Slide 50 - Quiz

This item has no instructions

Wij willen jou ... voor ons feest.
A
uitnodiging
B
uitgenodigd
C
uitnodigen
D
uitnogiden

Slide 51 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer .................. Elise de uitnodiging voor het feest op?
A
stuurt
B
e-mail
C
kiest
D
weten

Slide 52 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de tegenstelling ?
positief - ?
A
mooi
B
fantastisch
C
negatief
D
zelfs

Slide 53 - Quiz

This item has no instructions

Ik moet ... op tijd in de klas zijn.
A
nooit
B
soms
C
altijd
D
niet

Slide 54 - Quiz

This item has no instructions

Mijn broertje is ... ziek.
Hij gaat altijd naar school.
A
nooit
B
soms
C
altijd
D
bijna altijd

Slide 55 - Quiz

This item has no instructions

Slide 56 - Video

This item has no instructions