Etui, planner, lesboek, leesboek, schrift open en laptop dicht op tafel.
A:In de volgende zinnen zijn de woorden tijdens en in allebij voorzetsels.
1. Tijdens de vakantie lees ik graag boeken.
2. In het kooitje zit een kanarie.
Verdeel de onderstaande voorzetsels in twee rijtjes: Vakantie en Kooitje.
sinds/ onder/ langs/ gedurende/ om/ tot/ achter/ na/
B: Zijn er voorzetsels die jullie in beiden rijtjes kunenn plaatsen? Leg uit.
C: Wat is het verschil tussen de rijtjes, probeer het elkaar uit te leggen zonder de woorden kooitje en vakantie te gebruiken,
Klaar? Stillezen