Thema 1, hoofdstuk 2, spelling en grammatica

Les 3, Via vooraf , Op weg naar 1F
Thema 1, Hoofdstuk 2.
Studiemeter.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Les 3, Via vooraf , Op weg naar 1F
Thema 1, Hoofdstuk 2.
Studiemeter.

Slide 1 - Slide

Deze les:
Deze les ga je werken in studiemeter.
De theorie in lesson up kan jou helpen bij het maken van de oefeningen.
Iedere oefening maak je 1 keer.
De resultaten worden opgenomen in jouw portfolio.

Slide 2 - Slide

Doel
Aan het einde van deze les:
*Weet jij wat een zin is.
*Weet jij wat een spatie is.
*Ken jij drie leestekens: - punt
- vraagteken  en - uitroepteken
*Kun jij een zin op de juiste manier schrijven.
*Kun je een zin in zinsdelen delen.

Slide 3 - Slide

Leerdoelen Gedrag
​- je werkt alleen
- je concentreert je op je werk
- het is stil in de klas
Je leert verantwoordelijkheid te nemen voor je eigen werk

Slide 4 - Slide

Theorie
Een zin.
Een zin is een groep van woorden die bij elkaar horen. Deze zinnen staan in een bepaalde volgorde. 
De ruimte tussen de woorden noemen we een spatie.
Spaties zorgen ervoor dat een zin leesbaar is.


Slide 5 - Slide

Theorie
Een zin begint met een hoofdletter.
Een zin eindigt met een leesteken.
Een leesteken vertelt je hoe je de zin moet lezen.
Leestekens aan het einde van de zin:
-punt.
-vraagteken.
-uitroepteken.

Slide 6 - Slide

Theorie zinsdelen.
Een zin bestaat uit zinsdelen.
Een zinsdeel is een stukje van een zin.
Een zinsdeel kan uit één woord of uit een paar woorden bestaan.

Slide 7 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Ik sport elke week met een vriendin.

Zoek het werkwoord door de zin vragend te maken. Het werkwoord komt vooraan te staan en is een zinsdeel.

Sport ik elke week met een vriendin? => sport is een zinsdeel

Slide 8 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Ik sport elke week met een vriendin.

Stel de vraag: Wie?
Wie sport elke week met een vriendin?

Ik => ik is een zinsdeel






Slide 9 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Ik /sport / elke week met een vriendin.

Stel de vraag: Wie?
Wie sport elke week met een vriendin?

Ik => ik is een zinsdeel






Slide 10 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Ik /sport / elke week met een vriendin.

Stel de vraag: Wat?(met wie)
Wat (met wie) sport ik elke week?

met een vriendin => met een vriendin, is een zinsdeel






Slide 11 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Ik /sport / elke week met een vriendin.

Stel de vraag: Wanneer?
Wanneer sport ik met een vriendin?

elke week => elke week , is een zinsdeel






Slide 12 - Slide

Een zin in delen verdelen.
Heb je de zinsdelen gevonden dan zet je een schuine streep tussen de zinsdelen.

Ik /sport/ elke week /met een vriendin.

Slide 13 - Slide

Hoe het ook kan.
Woorden die bij elkaar horen, zinsdelen?  Hoe dan?
Dat gaan we zien.

Je kunt de volgorde van zinsdelen veranderen. De woorden die steeds als groepje bij elkaar blijven zijn de zinsdelen.

Op de volgende dia een voorbeeld hoe het ook kan.

Slide 14 - Slide

Mijn moeder is volgende week jarig.
Is mijn moeder volgende week jarig.
Volgende week is mijn moeder jarig.

Mijn moeder/ is/ volgende week /jarig.
De stukjes "mijn moeder" en "volgende week" staan altijd naast elkaar. Dat noemen we een zinsdeel. Ook als je de zin anders maakt, blijven deze stukjes naast elkaar staan.

Slide 15 - Slide

Maken
Blz 19.
Schrijf zin b, c, d, e en f over. 
Begin elke zin met een hoofdletter. Eindig elke zin met een leesteken.
Blz 20
Verdeel zin a, b, c, d, e en f in zinsdelen.
Zet tussen de zinsdelen en schuine streep.

Slide 16 - Slide

Werken in Studiemeter
www.studiemeter.nl  Log in .
1. klik op Nederlands 
2. klik op Start taal online
3. klik op Via-vooraf op weg naar 1F
4. klik op thema 1 
5. Maak de oefeningen "moeilijke woorden" en 
    "spelling en grammatica"
Klaar? Ga verder met score taalvaardigheid

Slide 17 - Slide

Terugblik
Rood: Ik heb ondanks meerdere waarschuwingen mijn gedrag helemaal niet veranderd.
Oranje: Ik laat niet wenselijk gedrag zien en pas me niet of nauwelijks aan.
Geel: Ik laat wenselijk/goed gedrag zien.
Groen: Ik laat meerdere keren en voor een lange tijd wenselijk/goed gedrag zien. 






Slide 18 - Slide