Mijn moeder is volgende week jarig.
Is mijn moeder volgende week jarig.
Volgende week is mijn moeder jarig.
Mijn moeder/ is/ volgende week /jarig.
De stukjes "mijn moeder" en "volgende week" staan altijd naast elkaar. Dat noemen we een zinsdeel. Ook als je de zin anders maakt, blijven deze stukjes naast elkaar staan.