Adj , adverbs

Adj , adverbs
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Adj , adverbs

Slide 1 - Slide

Adjectives and Adverbs

Slide 2 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord 
-zegt iets over het zelfstandig naamwoord
  •  
  •  a bad person
  • a slow car
  • a usual answer
  • a good  film
  • a fast car
  • a daily newspaper
  • a friendly man

Slide 3 - Slide

Adjective= bijvoeglijk naamwoord
-zegt iets over het zelfstandig naamwoord
plaats:
1. (voor)bijvoeglijk nw + zelfstandig nw .................................
2.(achter) zintuig.werkwoord +bijvoeglijk nw - to be (alle vormen)-to smell -to feel-to look -to sound
.bad, good, nice, 






Slide 4 - Slide

Adverb=bijwoord

- zegt iets over het werkwoord




















nw= naamwoord

  • Adverbs of place (plaats)  waar?..........here, there, outside, inside......
  • Adverbs of time (tijd) wanneer? ........yesterday, now, soon......
  • Adverbs of frequency (frequentie) hoe vaak?...always, never, often, sometimes.....
  • Adverbs of manner (manier) hoe ?................................................
  •  bijvoeglijk naamwoord + ly = bijwoord
  • Bijvoorbeeld: slow – slowly, quick – quickly, beautiful, beautifully
  • Maar:            good=well                 fast=fast                          hard=hard                       daily=daily      friendly=in a friendly way





 


Slide 5 - Slide

Plaats:
Adverbs of frequency (frequentie) hoe vaak?...always, never, often, sometimes.....:
1. (voor)bijwoord frequency+ werkwoord .
She always go to the club.
2.(achter)werkwoord (be vorm) + bijwoord frequency.
She is always late.
Adverbs of manner (manier) hoe ?
1.(achter)werkwoord (be vorm) + bijvoegl.nw+ly......
She sings beautifully.
Check:  She  talks .(always, beautifully)
........................................................................................................................


Slide 6 - Slide

Adverb=bijwoord
- zegt iets over het werkwoord
 bijwoord = bijvoeglijk nw +ly 
............ -beautiful +ly
...............slow+ly
plaats:
  1.  (voor)bijwoord frequency+ werkwoord .............................
  2. (achter)werkwoord (be vorm) + bijwoord frequency...... ........................................... 
  3. (achter)werkwoord +bijwoord manner......
  4. (voor) bijwoord + bijwoord ...........
  5. (voor)bijwoord + bijvoeglijk nw.............








nw= naamwoord

Slide 7 - Slide

bijwoord Adverb
bijvoeglijk naamwoord Adjective
-nice
-slow
-calm
-good
-fast

-to buy a present
-to look
-to drive
-to feel
-to talk
-

Slide 8 - Slide

 a bad person
a slow car
a usual answer
a good film
a fast car
a daily newspaper
a friendly man
he drives badly
he drives slowly
he is usually late
he speaks well
he drives fast
I read daily
he talks in a friendly way

Slide 9 - Slide

bijwoord - zegt iets over het werkwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord +ly = bijwoord 
  • bad + ly= badly- He drives badly.
  • slow + ly= slowly
  • usual + ly= usually
  • !!!good= well
  • fast=fast
  • daily=daily
  • friendly= in a friendly way/manner  -He talks  in a fri.endly way

Slide 10 - Slide