Woordenboek Latijn Pinkster Les 1

werkwoord
• Het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud vet.
• Achter deze eerste persoon enkelvoud staat het hele werkwoord.
• Heb je te maken met een onregelmatig werkwoord, dan volgen de stamtijden. 
• De verschillende hoofdbetekenissen worden aangegeven met een cijfer (1, 2 etc.). 
• Tussen vierkante haken staan in het vet soms woorden waarmee het desbetreffende woord een combinatie vormt. 
1 / 37
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

werkwoord
• Het werkwoord staat in de eerste persoon enkelvoud vet.
• Achter deze eerste persoon enkelvoud staat het hele werkwoord.
• Heb je te maken met een onregelmatig werkwoord, dan volgen de stamtijden. 
• De verschillende hoofdbetekenissen worden aangegeven met een cijfer (1, 2 etc.). 
• Tussen vierkante haken staan in het vet soms woorden waarmee het desbetreffende woord een combinatie vormt. 

Slide 1 - Slide

Zoek cucurri op. Naar welk werkwoord word je verwezen?

Slide 2 - Open question

Wat zijn de stamtijden van dit werkwoord?

Slide 3 - Open question

Wat betekent het symbool ~ bij betekenis 1?

Slide 4 - Open question

Uit hoeveel verschillende hoofdbetekenissen kun je kiezen?

Slide 5 - Open question

Waar staat de afkorting (Ov) bij betekenis 1 voor?

Slide 6 - Open question

Wat houdt de toevoeging (m. acc.) in bij betekenis 3?

Slide 7 - Open question

zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord staat gegeven in de nominativus enkelvoud.
Achter het zelfstandig naamwoord staat direct de uitgang van de genitivus (je kunt nu zien in welke verbuigingsgroep het woord thuishoort).
Achter de genitivus uitgang staat het geslacht cursief m,f,n (masculinum, femininum, neutrum = mannelijk, vrouwelijk, onzijdig).
De verschillende hoofdbetekenissen worden aangegeven met een cijfer (1, 2 etc.).
Tussen vierkante haken staan in het vet soms woorden waarmee het betreffende woord een combinatie vormt.

Slide 8 - Slide

Zoek op het woord pater.
Wat is de genitivus van pater?

Slide 9 - Open question

Wat is het geslacht van pater?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
mannelijk of vrouwelijk

Slide 10 - Quiz

Welke extra informatie tref je aan? Schrijf zoveel mogelijk uit in het Nederlands.

Slide 11 - Open question

Waar staat de basisbetekenis van pater? Uit hoeveel hoofdbetekenissen kun je kiezen?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 12 - Quiz

Wat betekent de afkorting (plur) bij betekenis 3?

Slide 13 - Open question

Wat betekent de afkorting (Mel) bij betekenis 8?

Slide 14 - Open question

Wat betekent de afkorting (ihb) bij betekenis 4?

Slide 15 - Open question

Zoek op het znw 'habitus'. Tot welke groep behoord dit woord?
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 3
D
groep 4

Slide 16 - Quiz

bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord staat als volgt in het woordenboek:
a Het bijvoeglijk naamwoord van 3 uitgangen:
longus, a, um (de mannelijke vorm in het vet, daarachter de uitgang van het vrouwelijk en onzijdig).

b Het bijvoeglijk naamwoord van 2 uitgangen:
fortis, e (de mannelijke / vrouwelijke vorm in het vet, daarachter de uitgang van het onzijdig).
c Het bijvoeglijk naamwoord van 1 uitgang:
audax, acis (de mannelijke / vrouwelijke / onzijdige vorm; daarachter volgt de uitgang van de genitivus).

Slide 17 - Slide

Zoek op bonus. Welke nadere informatie krijg je bij het woord bonus?

A
trappen van vergelijking
B
bijwoord
C
oude vorm
D
al deze drie dingen

Slide 18 - Quiz

Hoe moet je "-i cives" lezen bij betekenis 4?

Slide 19 - Open question

En hoe moet je "boni cives" dan het beste vertalen?

Slide 20 - Open question

voornaamwoord
Het voornaamwoord staat vet (mannelijk, vrouwelijk en onzijdig); bij het bezittelijk (possessivum) en betrekkelijk (relativum) staat alleen de mannelijke vorm in het vet.
Cursief staat vermeld om welk voornaamwoord het gaat.
Bij de meeste voornaamwoorden staan de genitivus en dativus.

Slide 21 - Slide

Zoek op het woord ille.
Wat is de genitivus en dativus van ille?

Slide 22 - Open question

Hoe heet dit voornaamwoord in het Latijn?

Slide 23 - Open question

Er is een onderverdeling in het lemma aangegeven met I en II. Om welke onderverdeling gaat het?

Slide 24 - Open question

Wat betekent "adj. en subst." in het Nederlands uitgeschreven?

Slide 25 - Open question

Kijk naar illi consules bij betekenis 2. Hoe moet je illi consules nu vertalen?

Slide 26 - Open question

diversen
Hierna volgen nog een paar opgaven om zoekproblemen te oefenen en wat alles betekent dat bij een lemma staat.

Slide 27 - Slide

Je komt de vorm "solo" tegen in een tekst. Van welk woord kan het NIET komen?
A
solum = grond
B
solus = alleen
C
sol = zon
D
solare = eenzaam maken

Slide 28 - Quiz

Bij welk lemma vind je de vorm "vocibus"?

Slide 29 - Open question

Bij welk lemma vind je de vorm "huius"?

Slide 30 - Open question

De basisbetekenis van "gerere" is "dragen". Maar wat betekent de combinatie "bellum gerere"?

Slide 31 - Open question

Welke twee woordsoorten kan "nitor" zijn? Gebruik afkortingen in je antwoord.

Slide 32 - Open question

Je komt de vorm "ora" tegen. Waarvan kan dit NIET zijn afgeleid?
A
os = mond
B
ora = kust
C
orare = bidden, smeken
D
orior = opkomen, opstaan

Slide 33 - Quiz

Welke driedeling is aangebracht in het lemma "locus"?

Slide 34 - Open question

Welke meervouden bestaan er van "locus"?

Slide 35 - Open question

Stel je komt de vorm "deditur" tegen. Wat betekent die dan waarschijnlijk?
A
hij wordt uitgeleverd
B
hij geeft zich over

Slide 36 - Quiz

"patribus" komt van ...
A
pater = vader
B
patria = vaderland
C
patrius = vaderlijk
D
patrare = volbrengen

Slide 37 - Quiz