Herhalen 6.2

Weet je het nog?
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Weet je het nog?

Slide 1 - Slide

Bij een progressief belastingstelsel
A
Hoe hoger je inkomen hoe meer belasting je procentueel betaald
B
iedereen betaald procentueel evenveel belasting
C
Hoe hoger je inkomen hoe minder je procentueel aan belasting hoeft te betalen.
D
iedereen betaald belasting

Slide 2 - Quiz

proportioneel tarief (vlaktaks)
A
wie instaat is veel te betalen moet in verhouding . ook meer belasting betalen
B
De sterke helpen de zwakke mensen met minder inkomen krijgen sociale premies
C
alle inkomsten betalen evenveel belasting
D
Je betaald wegenbelasting omdat je in bezit bent van een auto

Slide 3 - Quiz

Welke van deze belastingtarieven maakt de inkomensverschillen groter?
A
Proportioneel tarief
B
Degressief tarief
C
Progressief tarief

Slide 4 - Quiz

Welke van deze belastingtarieven maakt de inkomensverschillen kleiner?
A
Proportioneel tarief
B
Degressief tarief
C
Progressief tarief

Slide 5 - Quiz

Welk soort tarief hebben we in Nederland voor de inkomstenbelasting?
A
Degressief tarief
B
Progressief tarief
C
Proportioneel tarief

Slide 6 - Quiz

Welke inkomsten gaan in box 3?
A
Inkomsten uit werk en woning
B
Winst uit aanmerkelijk belang
C
Inkomsten uit sparen en beleggen
D
Inkomsten uit het eigenwoningforfait

Slide 7 - Quiz

Hoe bereken je het belastbaar vermogen (in box 3)?
A
bezittingen - schulden - heffingsvrij vermogen
B
bezittingen - schulden + heffingsvrij vermogen
C
bezittingen + schulden - heffingsvrij vermogen
D
bezittingen + schulden + heffingsvrij vermogen

Slide 8 - Quiz

Heffingskorting is ...
A
De belasting in box 1 + box 3
B
Korting op je heffing
C
Korting op het bedrag dat je aan IB moet betalen
D
Mensen met een laag inkomen krijgen minder inkomen

Slide 9 - Quiz

Door de heffingskortingen
A
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je meer belasting betaalt
B
Wordt je belastbaar inkomen hoger waardoor je minder belasting betaalt
C
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je meer belasting betaalt
D
Wordt je belastbaar inkomen lager waardoor je minder belasting betaalt

Slide 10 - Quiz

Wat wordt niet belast in Box 3?
A
Een spaardeposito
B
Een beleggingsrekening
C
Een auto
D
Een tweede woning

Slide 11 - Quiz

Het schijventarief is een voorbeeld van
A
Profijt beginsel
B
Proportioneel belastingstelstel
C
Progressief belastingstelsel
D
Draagkrachtbeginsel

Slide 12 - Quiz

Het verschuldigde inkomstenbelastingbedrag bereken je door:
A
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 bij elkaar op te tellen
B
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen min heffingskortingen
C
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen plus de heffingskortingen
D
Inkomstenbelasting van Box 1 en Box 3 op te tellen - de loonheffing van je jaaropgave

Slide 13 - Quiz

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?
A
Hypotheekaflossing
B
Hypotheekrente
C
Eigen woningforfait
D
Auto van de zaak

Slide 14 - Quiz