Paragraaf 5.3 deel 1

1 / 20
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Huiswerk voor vandaag
vraag 3
a Bijvoorbeeld: Britten exporteerden toen steeds meer.
b Bijvoorbeeld: Britten produceerden toen steeds meer doordat ze machines eerst aandreven door watermolens en later door stoommachines.
c B, D

6 Veranderingen in de industrie
 1 steenkool, aardolie
 2 staal
 3 kunstmest, plastic
 4 margarine
 5 gloeilampen
 6 individuele
 7 laboratoria, onderzoek, producten



 2 onpersoonlijk
f A, B, C, D




  
7 De industriële samenleving
a 1 meer   2 groot  3 klein
b 1 industrie
 2 diensten
c A, C, D, F
d 1 handelaren
 2 fabrikanten
e 1 persoonlijk
 2 onpersoonlijk
f A, B, C, D



Tekst

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Welke zin is juist?
A
De sociale kwestie ontstond in de 19e eeuw in steden.
B
De sociale kwestie ging over slechte werkomstandigheden van de elite.
C
Voor de 19e eeuw bestonden er nauwelijks slechte werkomstandigheden.
D
De sociale kwestie moest volgens de confessionelen worden opgelost door de regering.

Slide 12 - Quiz

De sociale kwestie was een ... van de industrialisatie.
A
oorzaak
B
gevolg

Slide 13 - Quiz

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 14 - Quiz

Welk zin over de sociale kwestie klopt niet?
A
Het volk heeft slechte werkomstandigheden
B
Het volk verdient veel geld
C
Het volk woont in oude krotten
D
De rijken hebben er ook last van

Slide 15 - Quiz

juist
onjuist
de sociale kwestie was een gevolg van de industrialisatie.
armoede was een nieuw verschijnsel in de 19e eeuw.
in 1900 was de sociale kwestie voor een groot deel opgelost.
de sociale wetten van na 1880 waren een gevolg van verzet tegen kinderarbeid

Slide 16 - Drag question

Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd

Slide 17 - Quiz

Bij welke politieke stroming hoort deze persoon?
A
Liberalen
B
Fabrikanten
C
Aanhangers van de koning
D
Socialisten

Slide 18 - Quiz

Voor wie kwamen socialisten vooral op?
A
Rijke burgerij
B
Adel
C
Arbeiders
D
Vrouwen

Slide 19 - Quiz

Is deze spotprent voor of tegen de socialisten?
Leg uit waarom je dat denkt aan de hand van één
beeldkenmerk.

Slide 20 - Open question