vraag 5
Bijvoorbeeld: In beide landen was groeiende industrie, in Nederland later dan in
België
Vraag 7
7 - De industriële samenleving
a - 1 meer / 2 groot / 3 klein
b - 1 industrie / 2 diensten
c - A, C, D, F
d - 1 handelaren/ 2 fabrikanten/
e - 1 persoonlijk / 2 onpersoonlijk
f - A, B, C, D