Wat: je maakt de opdrachten van werkwoordspelling.
Hoe: zelfstandig eerste 15 minuten, daarna samenwerkend.
Hulpmiddel: je reader, de docent of je groepje.
Tijd: 25 minuten.
Uitkomst: de antwoorden in je schrift.
Klaar?: nakijken, lezen, ander vak of alvast leren voor de toets.