Werkwoordspelling

Lezen 
Pak je boek en start met lezen
timer
15:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen 
Pak je boek en start met lezen
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Planning
Lezen 
Toets
Uitleg werkwoordspelling
aan het werk

Slide 2 - Slide

Zakelijke brief
Vandaag en morgen persoonlijk bespreken.

Conventies!
Inhoud!

Slide 3 - Slide

Toets spelling
Woensdag 8 november

Slide 4 - Slide

Leerstof:

- de reader;
- gebruik filmpjes (Arnoud Kuijpers).
Andere - anderen
Meervouden
Verkleinwoorden
Apostrof (‘)
Trema (ë)
Leestekens (.!?:’ ‘)
Hoofdletters
Koppelteken (-)
Werkwoordspelling

Slide 5 - Slide

Doel
Ik kan werkwoorden correct spellen. 

Slide 6 - Slide

Welkom!

Slide 7 - Slide

Werkwoorden

Slide 8 - Slide

Waarom moeilijk doen?
Ik word
Jij wordt
Word jij?

Omdat het ook:
Ik loop
Jij loopt 
Loop jij 
is.

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord
  • Zit de laatste letter in ‘t ex kofschip, dan schrijf je een -t aan het eind. Zo niet dan schrijf je een -d. 
  • Bedoelen - bedoel                          douchen - douch
  • Dus: hij heeft bedoeld
  • Dus: hij heeft gedoucht

Slide 10 - Slide

Engelse werkwoorden
Je vervoegt Engelse werkwoorden zoals Nederlandse werkwoorden. 
Hele werkwoord: skaten
Ik-vorm: skate
Hij-vorm tt: ik-vorm + t - skatet
Hij-vorm vt: ik-vorm + te - skatete
Voltooid deelwoord: hebben geskatet

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord?
Je schrijft het werkwoord zo kort mogelijk: vergrote, beantwoorde. 

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
Je schrijft het hele woord: zilveren, houten, gouden etc. 

Slide 12 - Slide

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Als ik jou morgen pas ..., vind je dat dan oké?
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 13 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Mijn moeder zegt dat de toon van mijn vader nooit overeenkomt met wat hij ... te zeggen
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld

Slide 14 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Mijn vader heeft de telefoon na de hackpoging heel lang niet meer ...
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 15 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

De schoolleiding wil graag dat die nieuwe docent zo snel mogelijk ... aan de gestelde eisen.
A
beantwoordt
B
beantwoort
C
beantwoord

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Haha, ik zei 1 januari dat ik al sinds vorig jaar niet meer had ... en iedereen lag in een deuk
A
gedouchd
B
gedoucht

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Het SO van vandaag heb ik echt compleet ...
A
gerockt!
B
gerockd!
C
gerocket!
D
gerocked!

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Video

Vul de juiste werkwoordsvorm in:

Hij vindt het verschrikkelijk dat je dat zei, ook al had je dat niet zo ...
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Wat: je maakt de opdrachten van werkwoordspelling.
Hoe: zelfstandig eerste 15 minuten, daarna samenwerkend. 
Hulpmiddel: je reader, de docent of je groepje. 
Tijd: 25 minuten.
Uitkomst: de antwoorden in je schrift. 
Klaar?: nakijken, lezen, ander vak of alvast leren voor de toets. 
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide