BS 4: Voortplanting MAX

BS 4 Voortplanting
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

BS 4 Voortplanting

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt beschrijven hoe ongeslachtelijke en geslachtelijke     voortplanting plaatsvinden en hiervan voorbeelden bij
       planten noemen.

  • Je kunt de delen van een bloem noemen met hun 
       kenmerken en functies

Slide 2 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
Bij ONgeslachtelijke voortplanting groeit een deel van de plant uit tot een nieuwe plant. Er is dus maar 1 plant nodig voor nakomelingen.
Dit gebeurd door gewone celdeling/mitose.
Alle cellen die daarbij ontstaan hebben dezelfde erfelijke eigenschappen.
De nakomelingen hebben dan ook hetzelfde genotype als de ouderplant
Een aantal manieren van ongeslachtelijke voortplanting zijn:
Door stekken, door middel van bollen of knollen, door enten, via uitlopers en via wortelstokken.

Slide 3 - Slide

STEKKEN

stukje stengel of 
blad 

Slide 4 - Slide

KNOLLEN

verdikte stengel
of wortel met 
reservevoedsel 

Slide 5 - Slide

BOLLEN

zijn verdikte 
bladeren 

Slide 6 - Slide

ENTEN

Een deel van een 
plant zet je op een 
ander deel 

Slide 7 - Slide

UITLOPERS

Slide 8 - Slide

WORTELSTOKKEN

Slide 9 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting versmelten de kernen van 2 geslachtscellen. Hierdoor ontstaat er een bevruchte eicel.
Deze kan uitgroeien tot een nieuwe plant.
Omdat er 2 geslachtscellen met verschillend DNA samensmelten ontstaan er nakomelingen met telkens nieuwe genotypen!
Geslachtscellen worden gevormd in bloemen.

Slide 10 - Slide

Meiose
Voor de vorming van de geslachtscellen vindt MEIOSE plaats.
De cellen die ontstaan bij meiose bevatten de helft van het aantal chromosomen.
De stuifmeelkorrels ontstaan in de helmknoppen.
de eicellen ontstaan in de vruchtbeginsels.

Slide 11 - Slide

De bouw en functie van bloemen.
Bloemen zijn nodig voor geslachtelijke voortplanting bij planten.
De bloemkroon bestaat uit kroonbladeren. Deze zijn vaak groot en opvallend gekleurd en dienen voor het lokken van insecten.
Bij windbloemen zijn ze vaak juist klein en groen, bijv. bij grassen

Slide 12 - Slide

Bloemkelk
De bloemkelk bestaat uit kelkbladeren.
Deze zijn meestal groen.
Als de bloem nog in de knop zit, beschermt de bloemkelk de bloem in de knop tegen uitdroging en kou.
 
Als de bloem opengaat vallen de kelkbladeren soms direct af.

Slide 13 - Slide

Meeldraden
De meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van de plant.
Een meeldraad bestaat uit een helmdraad en een helmknop.
In de helmknop ontstaat stuifmeel.
Stuifmeel bestaat uit stuifmeelkorrels. Dit zijn de mannelijke geslachtscellen en zijn ontstaan door meiose.

Slide 14 - Slide

Stampers 1/2
De stamper is het vrouwelijk voortplantingsorgaan van de plant.
Een stamper bestaat uit: een stempel, een stijl en een vruchtbeginsel.
1 vruchtbeginsel groeit uit tot 1 vrucht.
In de zaadbeginsels bevinden zich de eicellen, die na bevruchting uitgroeien tot zaden.

Slide 15 - Slide

Stampers 2/2
In het vruchtbeginsel zitten 1 of meerdere zaadbeginsels.
In elk zaadbeginsels ontstaat door meiose één eicel.
Een eicel is een vrouwelijke geslachtscel.
Elke eicel kan door 1 stuifmeelkorrel worden bevrucht. Uit elk bevrucht zaadbeginsel ontstaat een zaad(je).

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video