Overzicht van de grammatica:
- De voorzetsels met vaste naamval (mit, nach, bei ...)
- Der- & ein-schema
- De bezittelijke voornaamwoorden (mein, dein, sein ...)
Wat je dus goed moet leren: hoe werken deze schema's? Hoe vervoeg je de lidwoorden/bezittelijke voornaamwoorden?