wk 38: les 3

Vrijdag 18 september - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik bronnen verwerken
  • Structuur, verwijswoorden en interpunctie
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vrijdag 18 september - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Terugblik bronnen verwerken
  • Structuur, verwijswoorden en interpunctie
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les heb je geleerd...
...wanneer je naar bronnen moet verwijzen.
...hoe je naar bronnen moet verwijzen in je uiteenzetting.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je leren...
...hoe je structuur kunt aanbrengen in je tekst.
...verwijswoorden en interpunctie op de juiste manier te gebruiken.

Slide 3 - Slide

Terugblik: verwijzen naar bronnen
Op twee manieren:
  1. De bron in de lopende tekst, tussen haakjes
  2. Met een voetnoot, meestal aan het einde van een alinea

Het maakt niet uit welke manier je kiest, als je maar consequent bent.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Interpunctie: komma's

Maken een zin overzichtelijker.


Staan op de plaats waar je bij hardop lezen even een pauze neemt.



Slide 9 - Slide

Interpunctie: komma's

Als pauzeteken in een zin en voor een voegwoord:


Onze hond eet erg veel, toch is hij niet dik.

Ik ga niet mee, omdat ik nog huiswerk moet maken.



Slide 10 - Slide

Interpunctie: komma's

Tussen de delen van een opsomming:


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 11 - Slide

Interpunctie: komma's

Tussen twee persoonsvormen:


Als je fietsband lek is, moet je ervoor zorgen dat die gemaakt wordt.



Slide 12 - Slide

Plaats in de volgende zin een komma.
Als je je huiswerk maakt kun je beter geen muziek aan hebben.

Slide 13 - Open question

Plaats in de volgende zin een komma.
Ik vind wiskunde leuk want we hebben een grappige leraar.

Slide 14 - Open question

Plaats in de volgende zin een komma.
Op tafel liggen mijn boeken mijn mobiele telefoon en mijn sleutels.

Slide 15 - Open question

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen meestal 
naar een woord dat al eerder genoemd is of 
wijzen vooruit naar een woord dat nog genoemd gaat worden.

Slide 16 - Slide

Verwijswoorden
Rens pakt zijn jas. Rens trekt zijn jas aan.

Je kunt dit korter zeggen:
Rens pakt zijn jas. Hij trekt hem aan.

Je gebruikt hij voor Rens, en hem voor zijn jas.

Slide 17 - Slide

Verwijswoorden

DEZE, DIE, DIT, DAT, HIJ, ZIJ, HET, ZE, HEM, HAAR, HEN

Slide 18 - Slide

DEZE, DIE, DIT, DAT
dezen die gebruik je bij de-woorden
Deze deur is op slot, maar die/deze (deur) daar is wel open.
(de deur)

dit en dat gebruik je bij het-woorden
Dat paard is wild, maar dit/dat (paard) hier is rustig.
(het paard)


Slide 19 - Slide

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 20 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijll ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 21 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt  ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 22 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 23 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 24 - Drag question

Aan de slag!
Pak je uiteenzetting over gameverslaving er weer bij.

Je gaat:
  • je bronverwijzing controleren: heb je eigen woorden gebruikt? Heb je geciteerd bij een lang citaat?
  • herhaling van woordgroepen wijzigen in verwijswoorden
  • komma's toevoegen
  • spelling en zinsbouw controleren
  • signaalwoorden, overgangszinnen en aankondigende zinnen aanbrengen

Slide 25 - Slide

Einde van deze les

Slide 26 - Slide