V2 - K9: Paragraf E: Grammatik (2 Stunden)

V2 - Woche 25 - Stunde 1
1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

V2 - Woche 25 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung 

Thema Einkaufen (K9)
  • Grammatik: voorzetsels en pers.vnm 3e naamval
  • Machen: E Grammatik Aufgabe 21, 22, 24, 25, 26, 27




  • Toets Vokabeln K9 woensdag 19-6

Lernziele

  • Je kent de voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden met de 4e naamval en kunt deze in een zin gebruiken.

  • Je kent de voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden met de 3e naamval en kunt deze in een zin gebruiken.



Slide 2 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord in de 1e en 4e  naamval

1e naamval:
  • ik          jij         hij        zij        het       wij      jullie      zij         u
  • ich       du       er         sie        es       wir      ihr          sie      Sie 

4e naamval:
  • mij       jou      hem    haar    het      ons     jullie     hun/hen     u  
  • mich   dich   ihn       sie       es        uns     euch          sie         Sie


Slide 3 - Slide

Voorzetsels 4e naamval
durch       (door)                               
für              (voor)                   
ohne         (zonder)
um             (met)
bis              (tot)
gegen       (tegen)
entlang     (langs)
Na deze voorzetsels volgt altijd het persoonlijk voornaamwoord in de 4e naamval. Bijvoorbeeld:

Er bekommt ein Geschenkt. - Hij krijgt een cadeau.
Das Geschenkt is für ihn.  - Het cadeau is voor hem.

Ich habe einen Kaffee bestellt. - Ik heb een koffie besteld. 
Ist dieser Kaffee für mich? - Is deze koffie voor mij?

Slide 4 - Slide

3e naamval - voorzetsels & pers. voornaamwoord

Slide 5 - Slide


Persoonlijk voornaamwoord 3e naamval (Dativ)

3e naamval: Dativ

mij       jou      hem      haar     het      ons      jullie        hun/hen      u  
mir      dir        ihm       ihr       ihm      uns     euch         ihnen        Ihnen

De Personalpronomen volgen na een vast voorzetsel met de 3e naamval.

Slide 6 - Slide

Beispiele
  • Gehst du mit mir in die Eisdiele? - Ga je met mij naar de ijssalon?
  • Darf ich heute bei dir  essen? - Mag ik vandaag bij jou eten?
  • Aus ihm wird sicher ein guter Bäcker - Hij wordt later zeker een goede bakker.
  • Das habe ich von ihr bekommen - Dit heb ik van haar gekregen. 
  • Wann gehst du zu ihnen? - Wanneer ga je naar hen?
  • Ich bin nach euch dran - Ik ben na jullie aan de beurt. 
  • Mit Ihnen will ich nicht reden! - Met u wil ik niet praten. 

Slide 7 - Slide

voorzetsels 3e naamval
mit = met
nach = na, naar  (geografisch --> Ich fahre nach Berlin) 
bei = bij
seit = sinds
von = van, door
zu = naar  (personen --> Ich gehen zu meinen Freunden.)
aus = uit

Na deze voorzetsels volgt altijd de 3e naamval.
außer = behalve
entgegen = tegemoet
gegenüber = tegenover

Slide 8 - Slide

Gehst du mit ...... (ons) nach Berlin?

(Buch S.114)
timer
0:30
A
wir
B
ons
C
uns
D
sie

Slide 9 - Quiz

Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.

(Buch S.114)
timer
0:30
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 10 - Quiz

Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)

(Buch S.114)
timer
0:30
A
ihr
B
euch
C
euer
D
sie

Slide 11 - Quiz

Mit ..... (wie) hast du gestern geredet?

(Buch S.114)
timer
0:30
A
wie
B
wer
C
wem
D
wen

Slide 12 - Quiz

Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)

(Buch S.114)
timer
0:30
A
dir
B
dich
C
du
D
mich

Slide 13 - Quiz

K9 Grammatik: 3e naamval voorzetsels en pers.vnw
Selbstständig machen: K9 Paragraf E Aufgabe 21, 22, 25, 26, 27 (S.115)
Hilfsmittel: Lernübersicht Grammatik  (S.133, 134)
Zeit: 20 Minuten
Extra Hilfe:  naam plaats bij docent

Fertig= weektaak leerwerk in Quizlet/Buch
  • Leren Toets Vokabeln K9 (V2duH6)
timer
20:00

Slide 14 - Slide

Hoe gaat het oefenen met de 3e naamval?
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Nächste Stunde
Grammatik: 3e naamval voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden




Slide 16 - Slide

V2 - Woche 23 - Stunde 4

Slide 17 - Slide

Planung 

Weißt du es noch? - voorzetsels en pers.vnw 3e en 4e naamval

Thema Einkaufen (K9)
  • Grammatik: voorzetsels en pers.vnm 3e naamval
  • Machen: E Grammatik Aufgabe 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 29, 30
Lernziele

  • Je kent de voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden met de 4e naamval en kunt deze in een zin gebruiken.

  • Je kent de voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden met de 3e naamval en kunt deze in een zin gebruiken.

Toets Lesefertigkeit 2 am Montag

Slide 18 - Slide

Sleep de voorzetsel naar de juiste naamval
3e naamval
4e naamval
aus
durch
mit
für
nach
ohne
gegen
bei
von
um
entlang

Slide 19 - Drag question

voorzetsels 3e naamval
mit = met
nach = na, naar  (geografisch --> Ich fahre nach Berlin) 
bei = bij
seit = sinds
von = van, door
zu = naar  (personen --> Ich gehen zu meinen Freunden.)
aus = uit

Na deze voorzetsels volgt altijd de 3e naamval.
außer = behalve
entgegen = tegemoet
gegenüber = tegenover

Slide 20 - Slide

voorzetsels 4e naamval
durch = door 
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen
entlang = langs

Na deze voorzetsels volgt altijd de 4e naamval.

Slide 21 - Slide

persoonlijk voornaamwoorden 1e, 3e, 4e naamval

Slide 22 - Slide

3e: Du bist nach ..... (hem) an der Reihe.
A
er
B
ihm
C
ihr
D
ihn

Slide 23 - Quiz

3e: Ich bekomme noch Geld von ...... (jullie)
A
ihr
B
euch
C
euer
D
sie

Slide 24 - Quiz

3e: Wartest du? Ich komme gleich zu ..... (jou)
A
dir
B
dich
C
du
D
mich

Slide 25 - Quiz

K9 Grammatik: 3e naamval voorzetsels en pers.vnw
Selbstständig machen: K9 Paragraf E Aufgabe 21, 22, 25, 26, 27, 29 (S.115)
Hilfsmittel: Lernübersicht Grammatik  (S.133, 134)
Zeit: 20 Minuten
Extra Hilfe:  naam plaats bij docent

Fertig= weektaak 

  • Vooruitwerken: K9 Paragraf H: Lesen Aufgabe 49, 50
  • Leren: K9 Lernliste B N-D (kaufen t/m die Pommes)
  • Leren: K9 Lernliste D D-N
timer
20:00

Slide 26 - Slide

Hoe gaat het oefenen met de 3e naamval?
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Nächste Stunde
Af: K9 Grammatik: 3e naamval voorzetsels en persoonlijk voornaamwoorden

Toets Hörfertigkeit 2 (V2duC2)


Slide 28 - Slide

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3e naamval
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 29 - Drag question