§2.7 Soorten klimaten

§2.7(1) Soorten klimaten
  • Terugkijken
  • Lesdoel
  • Instructie
  • Huiswerk en vooruitkijken
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

§2.7(1) Soorten klimaten
  • Terugkijken
  • Lesdoel
  • Instructie
  • Huiswerk en vooruitkijken

Slide 1 - Slide

Waardoor wordt de temperatuur van een plaats op aarde vooral bepaald?
A
De atmosfeer
B
De hoogte van de bergen rond een gebied
C
De ligging ten opzichte van de evenaar
D
Warme-, of koude zeestromen langs de kusten

Slide 2 - Quiz

De atmosfeer is een luchtlaag van ongeveer ..... km.
A
1
B
10
C
100
D
10.000

Slide 3 - Quiz

Welke zin over wolken is niet juist?
A
In wolken kunnen waterdruppels en ijskristallen ontstaan
B
Waterdamp ontstaat boven water, maar ook boven weilanden
C
Wolken hebben een temperatuur van rond de 4 'C
D
Wolken ontstaan omdat waterdamp verandert in waterdruppeltjes

Slide 4 - Quiz

Lesdoelen
  • klimaat indelen op basis van neerslag en temperatuur.
  • kenmerken bij verschillende klimaten
  • relatie klimaat en plantengroei

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

A=tropisch klimaat
Kenmerken
Het A-klimaat heeft als belangrijkste kenmerk dat het warm is. De gemiddelde temperatuur is in de koudste maand hoger dan 18 'C.
Het hele jaar door valt regen.
grafiek

Slide 9 - Slide

B=droog klimaat
Kenmerken
Het B-klimaat is heet en droog. In een woestijn valt minder dan 200 mm neerslag. In een steppeklimaat is dat tussen de 200 en 500 mm per jaar. De verdamping is hoog.
grafiek

Slide 10 - Slide

C=zeeklimaat
Kenmerken
Het C-klimaat is het gematigde zeeklimaat. De gemiddelde temperatuur in de warmste maand is meer dan 10 'C. In de koudste maand de temperatuur gemiddeld boven -3 'C en onder 18 'C.
Het hele jaar door valt er neerslag.
grafiek

Slide 11 - Slide

D=landklimaat
Kenmerken
Het D-klimaat is het landklimaat. De invloed van de zee is er niet, waardoor de verschillen tussen warme en koude perioden groter zijn.
De gemiddelde temperatuur in de koudste maand ligt onder -3 'C en in de warmste maand boven 10 'C.
grafiek

Slide 12 - Slide

E=poolklimaat
Kenmerken
Het E-klimaat is het koudste klimaat. In de warmste maand wordt het nooit warmer dan 10 'C.
Het poolklimaat vind je niet alleen bij de polen, maar ook hoog in de bergen.
grafiek

Slide 13 - Slide


A
zeeklimaat
B
tropisch klimaat
C
landklimaat
D
poolklimaat

Slide 14 - Quiz


A
tropisch klimaat
B
landklimaat
C
droog klimaat
D
zeeklimaat

Slide 15 - Quiz


A
zeeklimaat
B
poolklimaat
C
tropisch klimaat
D
droog klimaat

Slide 16 - Quiz