2 KGT BLOK 4 GRAMMATICA

Blok 4 Grammatica
Boek: blz. 167 t/m 174
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Blok 4 Grammatica
Boek: blz. 167 t/m 174

Slide 1 - Slide

lesdoelen
In dit blok herhalen we: 
werkwoordelijk gezegde 
onderwerp 
lijdend voorwerp


Slide 2 - Slide

lesdoelen
Aan het einde van deze paragraaf:
- kun je het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp in een zin benoemen. 
- kun je het meewerkend voorwerp in een zin benoemen.
- kun je de zelfstandige naamwoorden, lidwoorden, bijvoeglijke naamwoorden en voorzetsels in een zin benoemen.
- kun je de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden in een zin benoemen. 



Slide 3 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde is:

De scheidsrechter heeft een rode kaart uitgedeeld.
A
heeft
B
heeft uitgedeeld
C
uitgedeeld
D
de scheidsrechter heeft

Slide 4 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde is:
De leraar veegde de aantekeningen na vijf minuten uit.

Slide 5 - Open question

Het onderwerp is:

De buschauffeur wacht geduldig op het jongetje met zijn moeder.
A
jongetje
B
jongetje met zijn moeder
C
de buschauffeur
D
moeder

Slide 6 - Quiz

Het onderwerp is:

Raak de pasgeboren hondjes niet aan!

Slide 7 - Open question

Welke vraag stel je jezelf als je het lijdend voorwerp in een zin zoekt?

Slide 8 - Open question

Het lijdend voorwerp is:

De ober vergeet de rekening te brengen.
A
de ober
B
de rekening
C
vergeet
D
vergeet te brengen

Slide 9 - Quiz

Het lijdend voorwerp is:

De fans zongen in het stadion het bekende lied uit volle borst mee.
A
de fans
B
in het stadion
C
uit volle borst
D
het bekende lied

Slide 10 - Quiz

Het lijdend voorwerp is:

De wielrenner fietste 200 kilometer.

Slide 11 - Open question

Het lijdend voorwerp is:
Vanaf het nieuwe schooljaar moeten alle leerlingen tijdens de lessen hun mobieltje uitschakelen.

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Video

meewerkend voorwerp

1: werkwoordelijk gezegde

2: onderwerp

3: lijdend voorwerp

4: meewerkend voorwerp

Slide 14 - Slide

meewerkend voorwerp

Je vindt het meewerkend voorwerp in een zin door te vragen:


aan WIE   +  gezegde  +  onderwerp  +  lijdend voorwerp      of

voor WIE  + gezegde  +  onderwerp  +  lijdend voorwerp

Slide 15 - Slide

Het meewerkend voorwerp is:

Mijn broer mailde Eefje een leuke foto.

Slide 16 - Open question

Het meewerkend voorwerp is:

Heeft de politieagent de overtreder een waarschuwing gegeven?

Slide 17 - Open question

Het meewerkend voorwerp is:

De ober heeft eindelijk een glas cola voor Meindert ingeschonken.

Slide 18 - Open question

meewerkend voorwerp

Let op:   WIE



AAN WIE? 
VOOR WIE? 

Slide 19 - Slide

Het meewerkend voorwerp is:

Wil jij je jas even aan de kapstok hangen?
A
jij
B
je jas
C
aan de kapstok
D
geen meewerkend voorwerp

Slide 20 - Quiz

Het meewerkend voorwerp is:

Aan wie heb jij een nieuw formulier gevraagd?
A
jij
B
aan wie
C
een nieuw formulier
D
wie

Slide 21 - Quiz

Hoeveel ZELFSTANDIGE naamwoorden zie je in de volgende tekst:

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.


A
6
B
8
C
10
D
12

Slide 22 - Quiz

uitleg:
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 23 - Slide

En hoeveel BIJVOEGLIJKE naamwoorden zie je?

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 24 - Quiz

uitleg:
In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen. 

Slide 25 - Slide

Onderstreep alle lidwoorden:

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.

Slide 26 - Open question

Onderstreep alle voorzetsels

In de grote steden zijn nogal wat ongelukkige mensen in het ziekenhuis beland omdat ze over een verse hondendrol uitgeleden. Eigenwijze eigenaren houden zich niet aan de belangrijke afspraak dat zij de uitwerpselen van hun hond moeten opruimen en de drol in een zakje moeten doen.

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video

zelfstandig werken:
Maak 
opdr. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 11, 12,13

Stel vragen!!!!! 

Slide 29 - Slide

Evaluatie
1)   Ik vond deze les ....... en het was wel / niet wat ik ervan verwacht had. 

2)   Tips en Tops.......

3)   Heb je gewerkt aan een van jouw doelen? (Onenote? )

Slide 30 - Slide