This lesson contains 13 slides, with interactive quiz and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
- Herhaling 3.3 + oefening
- Zelfstandig werken 3.3
Huiswerk vrijdag 27 jan:
Maken § 3.3 1 t/m 22 vraag
Leren: begrippen
Toets hst 3 = maandag 6 februari
Slide 3 - Slide
herhaling
Slide 4 - Slide
Vertel in je eigen woorden wat de wet van behoud van massa is.
Slide 5 - Open question
Schrijf op in je schrift:
Stap 1: Schrijf een reactieschema
Stap 2: Schrijf hieronder de verhoudingen
Stap 3: Schrijf daaronder de bekende gegeven
Stap 4: Reken de onbekende uit via een verhoudingstabel
Slide 6 - Slide
Opdracht 1:
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 68 gram zuurstof is.
Stappenplan rekenen aan reacties
1. Schrijf het reactieschema op.
2. Schrijf de massaverhouding eronder.
3. Schrijf de bekende gegevens daaronder.
4. Maak een verhoudingstabel
5. Bereken de onbekende.
Opdracht 2
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 150 gram kaliumchloride te vormen?
Opdracht 3
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 75 gram koper ontstaat?
Maak deze opdrachten in je werkboek op de plek waar je aantekeningen maakt.
Slide 7 - Slide
Blz 64 boek
Slide 8 - Slide
Overmaat
en ondermaat
Hoeveel broodjes hamburger kun je maken?
Slide 9 - Slide
Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker.
De verhouding is dus 1,33 : 1,0.
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over.
Je hebt een overmaat van 300 gram.
Slide 10 - Slide
Overmaat en ondermaat
De productie van salmiak werkt als volgt:
Waterstofchloride (g) reageert met ammoniak (g) en hierbij ontstaat salmiak (s).
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
massa verhouding: 2.1 : 1.0 : 3.1
Bijv. 210 gram waterstofchloride en 100 gram ammoniak.
Voeg je 250 gram waterstofchloride toe dan blijft er 250 - 210 = 40 g waterstofchloride over DE OVERMAAT!
Slide 11 - Slide
Oefening:
Marjolein laat vaste fosfor reageren met zuurstof.
Bij deze reactie ontstaan difosforpentaoxidekorrels.
De massa-verhouding is 2 : 3
1: Stel het reactieschema op.
2: Marjolein neemt 124 gram fosfor en laat dit reageren met 280 gram zuurstof. Is zuurstof in overmaat of ondermaat aanwezig? Laat met berekening zien.
3: Hoeveel difosforpentaoxide kan er maximaal ontstaan?