This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
3.3 - Een productie voorbereiden
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 1 - Slide
In een brandstofmotor reageert vloeibaar benzine met zuurstof. Bij een volledige verbranding ontstaan dan waterdamp en koolstofdioxide. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 2 - Open question
Bij de elektrolyse van een oplossing van koperchloride ontstaan vast koper en gasvormig chloor. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 3 - Open question
Stappenplan reactieschema
1. Zoek alle namen van de beginstoffen op.
2. Zoek alle namen van de reactieproducten op.
3. Zet alle beginstoffen voor de pijl.
4. Zet alle reactieproducten achter de pijl.
5. Noteer de fase van de stof (s, l, g, aq)
Slide 4 - Slide
Rekenen met massaverhoudingen
Vergelijking met koken
Recept voor simpele salade van 300 gram.
Benodigheden: 250 gram sla, 50 gram dressing
sla + dressing -> salade
250 gram 50 gram 300 gram
500 gram 100 gram 600 gram
Verhouding is dan 250 / 50 is het zelfde als 5 : 1
Ook koken voldoet aan de wet van behoud van massa!
x 2
Slide 5 - Slide
Salmiak maken
waterstofchloride (g) + ammoniak (g) --> salmiak (s)
Het blijkt dat 36 gram waterstof precies met 17 gram ammoniak reageert.
Volgende de wet van behoud van massa ontstaat er dan 53 gram salmiak (36 + 17 = 53 gram).
De massaverhouding is dan 36 : 17 = of te wel 2,1 : 1,0.
Slide 6 - Slide
Wet van behoud van massa
Er kan geen massa verschijnen of verdwijnen.
Slide 7 - Slide
Wat houdt de wet van Lavoisier in?
Het is de wet van behoud van massa.
Bij een chemische reactie is de totale massa van de beginstoffen gelijk aan de totale massa van de reactieproducten.
Natriumkorrels reageren met zuurstof en hierbij ontstaat de vaste stof natriumoxide. De verhouding waarbij natrium reageert met zuurstof is 4,5: 1,0.
1. Geef het reactieschema van deze opdracht.
2. Bereken hoeveel gram natriumoxide er kan ontstaan als er 39 gram zuurstof is.
Slide 12 - Slide
Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
Gezamenlijk
Opdrachten van oefenblad opdracht 1 t/m 6
Route 1: "Ik begrijp het!"
Zelfstandig (stil!)
Maken oefenblad opdracht 1 t/m 6
Slide 13 - Slide
Opdracht 2 van het oefenblad
Kaliumkorrels reageren met chloorgas in de verhouding 2,1 : 1,0 tot de vaste stof kaliumchloride. Hoeveel gram kaliumkorrels is er nodig om 340 gram kaliumchloride te vormen?
Slide 14 - Slide
Opdracht 3 van het oefenblad
Bij de elektrolyse van koperoxide ontstaan vloeibaar koper en zuurstof.
In de verhouding 1,5 : 3,2. Hoeveel gram koperoxide was er aanwezig als er 50 gram koper ontstaat?
Slide 15 - Slide
3.3 - Een productie voorbereiden
Benodigheden
- Schrift
- Pen, potlood
- Laptop
LessonUp:
JA!
Telefoons in de telefoontas!
Slide 16 - Slide
Kies één van de twee routes
Route 2: "Ik begrijp het nog niet"
Mee doen met uitleg over reactieschema's, massa berekeningen en overmaat/ondermaat.
Route 1: "Ik begrijp het!"
Zelfstandig (stil!)
Maken, nakijken en verbeteren opdrachten van §3.3
Lezen paragraaf §3.4
Maken, nakijken en verbeteren opdrachten van §3.4
Slide 17 - Slide
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
Entree ticket - Oefening
Slide 18 - Slide
Bij de elektrolyse van een oplossing van koperchloride ontstaan vast koper en gasvormig chloor. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 19 - Open question
In een brandstofmotor reageert vloeibaar benzine met zuurstof. Bij een volledige verbranding ontstaan dan waterdamp en koolstofdioxide. Geef hiervan het reactieschema.
Slide 20 - Open question
Kaliumchloraat zit op de kop van een lucifer. Kaliumchloraat reageert. Er ontstaan twee stoffen vast kaliumchloride en zuurstof. Geef het reactieschema.
Slide 21 - Open question
Bij de reactie van vast natrium en gasvormig chloor ontstaat vast natriumchloride. Geef hiervan het reactieschema
Slide 22 - Open question
Salmiak ontstaat door waterstofchloridegas te laten reageren met ammoniakgas. Geef hiervan het reactieschema
Slide 23 - Open question
Wat is deze leerling vergeten?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 24 - Slide
Zoek twee fouten die deze leerling heeft gemaakt.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 25 - Slide
Zoek in deze opdracht 3 fouten en 1 goed punt op.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
1:00
Slide 26 - Slide
Stel je kan drie punten krijgen.
1. Juiste reactieschema.
2. Juiste berekening.
3. Juiste antwoord + eenheid.
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Hoeveel punten krijgt deze leerling van jullie?
Slide 27 - Slide
Wat is de "grappige" fout die hier wordt gemaakt?
Methaangas ontleedt tot koolstofdioxide en waterdamp. Koolstofdioxide en waterdamp ontstaan in de verhouding 1,5 : 3,9. Voor de reactie is 230 gram methaan. Hoeveel gram waterdamp kan hierbij ontstaan?
timer
0:30
Slide 28 - Slide
Overmaat
en ondermaat
Slide 29 - Slide
Overmaat en ondermaat
Voor cupcakes meng je 200 g meel met 150 g suiker.
De verhouding is dus 1,33 : 1,0.
Als je 500 g meel hebt en 150 gram suiker. Dan blijft er 500 - 200 = 300 g meel over.
Je hebt een overmaat van 300 gram.
Slide 30 - Slide
Overmaat en ondermaat
De productie van salmiak werkt als volgt: waterstofchloride (g) reageert met ammoniak (g) en hierbij ontstaat salmiak (s). De massa verhouding is 2,1 : 1,0.
Bijv. 210 gram waterstofchloride en 100 gram ammoniak.
Voeg je 250 gram waterstofchloride toe dan blijft er 250 - 210 = 40 g waterstofchloride over DE OVERMAAT!
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Video
Slide 33 - Slide
Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4 Je wil met 14,3 gram chloride werken. Hoeveel gram natrium heb je nodig?
Slide 34 - Open question
Natrium en chloride reageren met elkaar tot natriumchloride. De massaverhouding is 1:4 Je wil hebt 26,4 gram chloride en 3,67 gram natrium. Welke stof is in overmaat?