07. Thema 1, week 2 - les 9 - directe en indirecte rede

Welke leestekens vind je in deze zin?
Ze zei: 'Ik wil je nooit meer zien.'
1 / 48
next
Slide 1: Mind map
TaalBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke leestekens vind je in deze zin?
Ze zei: 'Ik wil je nooit meer zien.'

Slide 1 - Mind map

Lesdoel
Ik weet wat de directe en indirecte rede is en ik weet hoe ik zinnen in de directe rede schrijf.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Pap zegt dat ik mijn fiets voor het eten binnen moet zetten.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 5 - Quiz

De juf zegt: "Pak de boeken op de tafel."
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 6 - Quiz

Britt zegt: "Ik ben wel weer toe aan vakantie."
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 7 - Quiz

Aanhalingstekens vind je terug in de .....
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Directe rede

Indirecte rede


Wat letterlijk gezegd is of wordt
Een herhaling van wat gezegd is of wordt
Zehra vertelde: 'Taal is mijn lievelingsvak.' 
Zehra vertelde dat taal haar lievelingsvak is.

Slide 10 - Slide

Directe rede

Indirecte rede


  • Aanhalingstekens ''
  • Hoofdletter 
  • Codewoord dat
  • Codewoord of
Zehra vertelde: 'Taal is mijn lievelingsvak.
Zehra vertelde dat taal haar lievelingsvak is.

Slide 11 - Slide

'Is voetbal jouw favoriete hobby?' vraagt de juf aan mij.
Mama zegt dat we een cake gaan bakken.
Directe rede
Indirecte rede
'Ik heb geen zin om buiten te spelen', mompelde mijn buurjongen.
Premier Rutte zei dat we ons goed aan de Corona regels moeten houden.

Slide 12 - Drag question

'Ik hou erg van lezen', zegt Yara
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 13 - Quiz

Rik antwoordt: 'In Nederland regent het vaak.'
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Nuri vraagt of Nora met hem wil spelen.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Uitleg citaten
Een citaat is 'iets' wat iemand letterlijk gezegd heeft.
Directe rede.

Voorbeeld:
Juf zegt: 'Het kan nog wel een tijdje duren.'
'Ga naar huis toe', zei Jim tegen zijn buurjongen.

Slide 16 - Slide

GEEN citaat
Als je iemands woorden in de indirecte rede weergeeft, 
gebruik je geen aanhalingstekens. en geen dubbele punt.
Indirecte rede

– Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.
directe rede: Jasper zei: ‘Overmorgen ben ik jarig.’
indirecte rede: Jasper zei dat hij overmorgen jarig is.

Slide 17 - Slide

Citaat ACHTER in de zin.

Als het citaat achter in de zin staat,

gebruik je een dubbele punt.


Anton zei: 'Morgen heb ik een wedstrijd.'




Slide 18 - Slide

Citaat VOOR in de zin.

Als het citaat voor in de zin staat,

gebruik je géén dubbele punt.


'Morgen heb ik een wedstrijd', zei Anton.




Slide 19 - Slide

Citaat VOOR en ACHTER in de zin.

Als het citaat voor en achter in de zin staat,

gebruik je géén dubbele punt.


'Morgen heb ik een wedstrijd', zei Anton, 'ik mag lekker thuis blijven'.




Slide 20 - Slide

Aanhalingstekens
3 vormen bij citaten
1. Sofie zei: "Ik woon hier."
2. "Ik woon hier", zei Sofie.
3. "Hier", zei Sofie, "woon ik."

Slide 21 - Slide

De juf zei: "Jullie hebben goed meegedaan.
Waar komen de laatste aanhalingstekens?
A
Deze zin is al goed
B
Voor de punt
C
Achter de punt

Slide 22 - Quiz

‘Sara zei:‘ Ik heb een super vakantie gehad.
A
Goed
B
Fout

Slide 23 - Quiz

Fernando vroeg: ‘Wil je de suiker aangeven?’
A
Goed
B
Fout

Slide 24 - Quiz

Marly zei tegen Waldo: ‘Ik kan je niet vinden.’
A
Goed
B
Fout

Slide 25 - Quiz

Thomas zei ‘Daar heb ik geen zin in.’
A
Goed
B
Fout

Slide 26 - Quiz

De jongen riep: ‘Maurice, wacht even!’
A
Goed
B
Fout

Slide 27 - Quiz

De juf zei Jullie hebben goed gewerkt.
Schrijf de zin met leestekens. (Gebruik ')

Slide 28 - Open question

Straks krijgen jullie een ijsje zei papa.
Schrijf de zin met leestekens.

Slide 29 - Open question

In welke zin staan de aanhalingstekens op de goede plek?
A
'Goedemorgen buurman, zei' meneer De Vries.
B
'Goedemorgen' buurman, zei meneer De Vries.
C
'Goedemorgen buurman, zei meneer De Vries.'
D
'Goedemorgen buurman', zei meneer De Vries.

Slide 30 - Quiz

33. Ik welke zin staan de aanhalingsteken ('...') goed?
A
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, zei grootmoeder.'
B
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie', zei grootmoeder.
C
'Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.
D
Ik lust wel een stukje chocola bij de koffie, 'zei grootmoeder.'

Slide 31 - Quiz

Waar staan de aanhalingstekens goed?
A
Ik zei: 'Ik heb geen zin.'
B
Ik: "zei Ik heb geen zin.'
C
'Ik zei': Ik heb geen zin.

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Juf doet het voor.
Zet om van directe rede naar indirecte rede.

Caro zegt: ‘Ik heb zin om naar Frankrijk te gaan.’

Slide 34 - Slide

Wat is de juiste indirecte rede bij de zin?
A
Juf zegt: we gaan stemmen.
B
Juf zegt dat we gaan stemmen
C
Juf zegt of we gaan stemmen.

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Slide


Slide 37 - Open question

Slide 38 - Slide

Juf doet het voor.
Zet deze zin in de directe rede.

Fieke zegt dat het schilderij af is.

Slide 39 - Slide

Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Ik vraag: "Gaan we het journaal kijken?"
B
Ik vraag "Gaan we het journaal kijken?"
C
Ik vraag: gaan we het journaal kijken?

Slide 40 - Quiz

Zet deze zin om naar de directe rede:

Mijn zus zegt dat zij nu op de schommel wil.

Slide 41 - Open question

Zet deze zin om naar de directe rede:

Vader roept dat we gaan eten.

Slide 42 - Open question

Zet de zin in de directe rede.
Karim vraagt of het bijna pauze is.

Slide 43 - Open question


Slide 44 - Open question


Slide 45 - Open question

Wat is de juiste directe rede bij de zin?
A
Hij zegt "Ik heb geen mening."
B
Hij zegt: "Ik heb geen mening."
C
Hij zegt: Ik heb geen mening.

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Slide

Zelf aan de slag
Taal - thema 1 - week 2 - les 9

Begin bij opgave 1N
alle opgaven maken
Klaar: 10 x plussen


Slide 48 - Slide