Herhaling woordsoorten klas 3

Oefentoets woordsoorten 1.8
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefentoets woordsoorten 1.8

Slide 1 - Slide


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit Cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 2 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (blw)
B
Voorzetsel

Slide 3 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Koppelwerkwoord (kww)

Slide 4 - Quiz

Welke koppelwerkwoorden zijn er?

Slide 5 - Open question

Noteer de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden.
Zij zullen toch wel hun mond houden tijdens deze voorstelling?

Slide 6 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 7 - Quiz

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden (bn) staan er in onderstaande zin?
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 8 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht. 
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Koppelwerkwoord (kww)

Slide 9 - Quiz

Noteer de bijvoeglijke naamwoorden (door een komma gescheiden).
Van oude boterhammen kun
je heerlijke wentelteefjes maken.

Slide 10 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Deze kok heeft
 loempia’s met verschillende Aziatische smaken bedacht
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)

Slide 11 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 12 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Archeologen hebben
 een bijzondere vondst gedaan 
 in het Italiaanse Pompeï
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
C
Zelfstandig naamwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 14 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Volgens mij word jij beïnvloed door jouw vrienden
A
Pers. voornaamwoord
B
Bez. voornaamwoord

Slide 15 - Quiz


Een aanwijzend voornaamwoord...
A
wijst een bijvoeglijk naamwoord aan
B
wijst een zelfstandig naamwoord aan
C
wijst een lidwoord aan
D
wijst een werkwoord aan

Slide 16 - Quiz


Hij loopt op een roze wolk.
op = een?
A
voegwoord
B
voorzetsel
C
lidwoord

Slide 17 - Quiz

De vragende voornaamwoorden zijn...
A
Wie, wanneer, wat
B
Hoe, wie, wat (voor een), welke
C
Welk(e), wat, wat voor (een), wie
D
Welke, wanneer, hoe, wat

Slide 18 - Quiz

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe bedoelt u?
A
hoe
B
zit er niet in

Slide 19 - Quiz

Wat is GEEN aanwijzend voornaamwoord
A
deze
B
die
C
dat
D
daarlangs

Slide 20 - Quiz

Welk antwoord is een bepaald hoofdtelwoord
A
derde
B
zoveelste
C
drie
D
enkele

Slide 21 - Quiz

Welk antwoord is een onbepaald hoofdtelwoord
A
derde
B
zoveelste
C
drie
D
enkele

Slide 22 - Quiz

Welk antwoord is een onbepaald rangtelwoord
A
derde
B
zoveelste
C
drie
D
enkele

Slide 23 - Quiz