Leestekens

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Theorie leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 1 - Slide

Waarvoor worden leestekens gebruikt?

Slide 2 - Open question

Komma
  • Wanneer je twee zinnen samenvoegt, gebruik je een komma.
  • Tussen twee persoonsvormen plaats je een komma.
  • Voor verbindingswoorden zoals maar, nadat, omdat, terwijl,  want: Ik heb honger, maar ik mag pas eten in de pauze.
  • Bij een opsomming plaats je komma's.

Slide 3 - Slide

Waar zou jij de komma's plaatsen?
Toen ik om zeven uur in de ochtend aankwam was er nog niemand aanwezig dus ik ben maar het magazijn gaan aanvegen en toen kwam mijn stagebegeleider hij zei wat ben jij vroeg zou je alvast de planning willen bekijken dat ben ik toen gaan doen.

Slide 4 - Slide

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 5 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 6 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ben je nog steeds zo moe?
B
Als je nu niet ophoudt, stuur ik je weg.
C
Hij moet rennen want, zijn bus komt eraan.
D
Neem je ook koffie, brood en melk mee?

Slide 7 - Quiz

Soms zorgt een komma voor betekenisverschil in een zin...

Slide 8 - Slide

Wat moet je bij deze mensen doen om binnen te komen?
A
Aanbellen
B
Aankloppen
C
Heel hard 'joehoe' schreeuwen
D
Geen van allen

Slide 9 - Quiz

Antwoord
Bel werkt niet, kloppen A.U.B.

Slide 10 - Slide

Wat vind je van het interpunctiegebruik in de tekst op dit bordje?
A
Hier is niks mis mee
B
Ik zou dit toch anders hebben gedaan

Slide 11 - Quiz

Antwoord
Beter zou zijn:
"Geen hondenpoep,
opruimen A.U.B."

> Het lijkt nu meer op een bevel om hondenpoep niet op te ruimen

Slide 12 - Slide

Verbeter de interpunctie:
"Het eerste wat je in supermarkten vaak ziet zijn, sigaretten!"

Slide 13 - Open question

Antwoord:

"Het eerste wat je in supermarkten vaak ziet, zijn sigaretten!"

Slide 14 - Slide

Verbeter deze tekst en plaats interpunctie waar nodig.

Slide 15 - Open question

Antwoord:
 Correct zou zijn:


"Goedendag,
 Ik zamel oude metalen en elektronische apparaten in om te recyclen. Dus als u iets heeft of iemand kent die iets heeft, bel of sms me en ik kom het ophalen. U mag het natuurlijk ook brengen. Ik ben bijna elke avond thuis, maar het beste kunt u me gewoon bellen of sms'en."

Slide 16 - Slide

Hoeveel komma's missen er in deze tekst?
A
Geen
B
3
C
5
D
6

Slide 17 - Quiz

Antwoord

Slide 18 - Slide

Verbeter de interpunctie waar nodig.

Slide 19 - Open question

Antwoord
Om ruimte te maken voor onze nieuwe
collectie, hebben wij diverse artikelen 
afgeprijsd. 

Slide 20 - Slide

Vuistregel 1: de opsomming
Zij schrijft artikelen, essays, romans, verhalen en columns.


Slide 21 - Slide

Vuistregel 2: een bijstelling
> voor en na een bijstelling
Mark Harbers, de minister van Infrastructuur en Waterstaat , deed een nieuw voorstel. 

Slide 22 - Slide

Vuistregel 3: na een aanhef
Geachte heer/mevrouw,

Geachte heer Wiersma,


Slide 23 - Slide

Vuistregel 4: Voor/na een aanpspreking
"Sanne, heb je het naar je zin hier?"

"Lukt dat deze week nog, papa?"

Slide 24 - Slide

Vuistregel 5: tussen twee persoonsvormen

Wat zij gezegd heeft, is heel opmerkelijk.


Slide 25 - Slide

Plaats de komma op de juiste plek:

"Nu ik er langer over nadenk vind ik het geen gek idee."

Slide 26 - Open question

Plaats de komma op de juiste plek:

"Wat zij bereikt heeft is vooral te danken aan haar doorzettingsvermogen."

Slide 27 - Open question

Vuistregel 6: voor voegwoorden
Hoewel, omdat, zodat, opdat, indien, maar, aangezien, terwijl etc. > meestal een komma

> Hij dacht er lang over na, aangezien hij veel tijd had. 

Slide 28 - Slide

Samenvatting vuistregels
1. Een opsomming
2. Een bijstelling
3. na een aanhef
4. Voor en na een aanspreking
5. Tussen twee persoonsvormen
6. Voor voegwoorden

Slide 29 - Slide