This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 7 Flash back
1.
Lesopening
2.
Terugblik
3.
Lesdoel
4.
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6.
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
Slide 1 - Slide
1. Lesopening
Pak je boek van Engels en open deze op bladzijde 106/107.
Pak ook je werkboek, maar laat deze nog even dicht.
Slide 2 - Slide
2. Terugblik
Welke grammatica hebben we behandeld in unit 7?
Wat zijn bij al deze grammatica belangrijke regels om te onthouden?
Slide 3 - Slide
3. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- Weet je welke grammatica je goed beheerst en welke grammatica je nog extra in moet oefenen voor de toets.
Slide 4 - Slide
TO BE = ZIJN
I am
you are
he / she / it is
we are
you are
they are
enkelvoud
}
meervoud
}
Slide 5 - Slide
Zij zijn erg stil.
A
She is very quiet.
B
She are very quiet.
C
They are very quiet.
Slide 6 - Quiz
My grandparents ..... very old.
A
am
B
are
C
is
Slide 7 - Quiz
TO BE = ZIJN
I'm not
you're not
he's not / she's not / it's not
we're not
you're not
they're not
enkelvoud
}
meervoud
}
Slide 8 - Slide
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
He am not
B
He are not
C
He is not
Slide 9 - Quiz
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in.
A
We am not
B
We are not
C
We is not
Slide 10 - Quiz
Vul de juiste vorm van de ontkenning van 'to be' in. They ..... in the house.
A
'm not
B
're not
C
's not
Slide 11 - Quiz
Grammar
a/an = een
a en an betekenen allebei: een (van de/het/een).
In het Nederlands zeggen we bijvoorbeeld: ik heb zin in een appel. Als je deze zin naar het Engels wil vertalen zal je moeten kiezen tussen a of an. Er zijn dus 2 Engelse woorden voor 1 Nederlands woord.
Slide 12 - Slide
Wanneer kies je welke?
a = woord erna eindigt op een medeklinker
vb. a chair, a book, a dog
an = woord erna eindigt op klinker (a - e - i - o - u)
vb. an apple, an uncle
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
banana
A
a
B
an
Slide 15 - Quiz
strawberry
A
a
B
an
Slide 16 - Quiz
apple
A
a
B
an
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
4. Instructie
What time is it?
Hoe lees je de klok in het Engels?
Over = Past
Voor = To
Kwart = A quarter
Half 1 = Half past 12 (een half over 12)
Slide 19 - Slide
A
Two o'clock
B
Two hour
C
A two o'clock
D
Two'oclock
Slide 20 - Quiz
What time is it?
A
Ten past half nine
B
Twenty past nine
C
Forty past nine
D
Twenty to nine
Slide 21 - Quiz
Hoe laat is het? 9:35
A
It's twenty-five to nine.
B
It's thirty-five past nine.
C
It's 5 past half nine.
D
It's twenty-five to ten
Slide 22 - Quiz
Hoe laat is het? 12:10
A
It's ten past twelve
B
It's a ten past twelve
C
It's ten to twelve
D
It's a ten to twelve
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Video
Gebiedende wijs
Onze uitleg gaat over de gebiedende wijs.
Dit betekent dat je tegen iemand zegt dat hij iets moet doen of niet moet doen.
Kijk maar naar de voorbeelden met onze hond Bootz --->
(We doen even alsof Bootz Engels kan verstaan )
Slide 25 - Slide
Goed lezen!
Slide 26 - Slide
Vertaal in het Engels met de gebiedende wijs: Ga linksaf!
A
You turn left!
B
Turn left!
Slide 27 - Quiz
Vertaal in het Engels met de gebiedende wijs: Schiet op!
A
You have to hurry up!
B
Hurry up!
Slide 28 - Quiz
Vertaal in het Engels met de gebiedende wijs: Maak je huiswerk!
A
You do your homework!
B
Do your homework!
Slide 29 - Quiz
6. Zelfstandig werken
Je gaat zelfstandig de opdrachten van de flash back maken op blz 71 t/m 73.
Ben je klaar?
Dan kijk je je werk na.
Zit je thuis, dan stuur je mij foto's van je gemaakte werk
timer
1:00
Slide 30 - Slide
7. Evaluatie
Hoe ging het maken van de opdrachten?
Heb je nog uitleg nodig bij bepaalde grammatica?
Ga je met vertrouwen de toets in?
Huiswerk:
Groep A: Donderdag 22 april Groep B: Vrijdag 23 april