HFD 2 par 4 en 5

1.4 De bouwstenen van  Stoffen
1 / 50
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

1.4 De bouwstenen van  Stoffen

Slide 1 - Slide

doelen
Je kunt uitleggen dat de meeste stoffen uit moleculen zijn opgebouwd;
Je weet dat elke stof zijn eigen molecuulsoort heeft;
Je kent het verschil tussen een zuivere stof en een mengsel;
Je weet dat een molecuul bestaat uit twee of meerdere atomen.

Slide 2 - Slide

Je moet platina bollen vervoeren. Daarvoor heb je een kar met een laadvermogen van 800kg. Een bol platina heeft een diameter van 40cm. Hoeveel bollen kan je tegelijkertijd vervoeren?
  • Gegeven:     diameter bol = 40cm = 0,4m
  •                           ρ = zie tabel 8 van je binas       
  • Gevraagd: hoeveel bollen kun je tegelijk vervoeren?
  • Uitwerking:   inhoud bol zie tabel                                            
                                
34πr3
34π0,23
v=0,0335m3
ρ=vm
21,5103=0,0335m
m=720kg
v
v
v
ρ
ρ
m
inh.bol=34πr3

Slide 3 - Slide

Een paal van 500cm3. Deze stof weegt 5,650kg. Bepaal welke stof dit is.
  • gegeven: v = 500cm3      m = 5,650kg = 5650g
  • gevraagd: dichtheid en stof.
ρ=vm
5005650=11,3g/cm3
lood

Slide 4 - Slide

het molecuul water
een molecuul = kleinste deeltje van een stof dat nog alle eigenschappen van die stof heeft.


Slide 5 - Slide

Moleculen



Een molecuul bestaat uit 1 óf meerdere atomen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Zuivere stoffen en mengsels
  • Een zuivere stof is één soort stof met één soort moleculen, bijvoorbeeld kristalsuiker of aluminium.
  • Een mengsel is een combinatie van stoffen, met meerdere soorten moleculen.

  • De meeste stoffen die wij gebruiken zijn mengsels.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Deeltjesmodel
  1. Elke stof bestaat uit moleculen
  2. Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen
  3. Moleculen bewegen altijd! Hoe hoger de temperatuur, hoe sneller ze bewegen 
  4. Moleculen trekken elkaar aan: vanderwaalskrachten

Slide 10 - Slide

Mengsel -> Zuivere stof 

Scheidingsmethoden:

- Filtreren

- Extraheren

- Indampen

- Destileren

Slide 11 - Slide

Op welk verschil is filtreren op gebaseerd?

  • Filtreren is gebaseerd op het verschil in deeltjes grootte.

Slide 12 - Slide

Op welk verschil is extraheren op gebaseerd?

  • Extraheren is gebaseerd op het verschil in oplosbaarheid.

Slide 13 - Slide

Op welk verschil is indampen op gebaseerd?

  • Indampen is gebaseerd op het verschil in vluchtigheid.

Slide 14 - Slide

Op welk verschil is destileren op gebaseerd?

  • Destileren is gebaseerd op het verschil in kookpunt.

Slide 15 - Slide

Soorten mengsels
  • Oplossing: De moleculen zijn door elkaar gehusseld.
  • Suspensie: vaste deeltjes zweven in de vloeistof
  • Emulsie: kleine druppels van een vloeistof die zweven in een andere vloeistof

Slide 16 - Slide

Oplossing
De moleculen zijn door elkaar gehusseld.

Slide 17 - Slide

Hoe kun je een vaste stof van een vaste stof scheiden?

  • Door middel van extraheren.
  • Waar is extraheren op gebaseerd?
  • Het verschil in oplosvermogen
  • Noem een voorbeeld extraheren.
  • Koffie/thee zetten.

Slide 18 - Slide

Hoe kun je een suspensie scheiden?

  • Doormiddel van filteren.
  • Waar is filteren op gebaseerd?
  • Verschil in deeltjes grootte.
  • Wat is een voorbeeld van een suspensie?
  • Voorbeeld: zand uit slootwater 

Slide 19 - Slide

Hoe kun je een vaste stof uit een oplossing halen?
  • Door middel van indampen.
  • Op welk verschil berust indampen?
  • verschil in vluchtigheid.
  • Geef een voorbeeld van indampen.
  • Zout uit zeewater halen.

Slide 20 - Slide

Destilleren
  • Hoe kun je twee vloeistoffen van elkaar scheiden?
  • Door te destilleren.
  • Waar is destilleren op gebaseerd?
  • Op het verschil in kookpunt?

Slide 21 - Slide

Wat is er nodig?

Slide 22 - Slide

Fase
  • Een faseovergang en een toestandaanduiding.
  • Een fase is een verschijningsvorm van een stof.
  • Om de verschillende fase aan te geven gebruiken we de symbolen:s, l en g

Slide 23 - Slide

ALLE moleculen van elke stof bewegen altijd een heel klein beetje
  • Maak je een stof kouder dan gaan de moleculen minder bewegen en wordt de ruimte tussen de moleculen kleiner.
  • Totdat de moleculen op een vaste plek zitten en dan heb je een vaste stof 
  • Maak je de stof weer warmer dan wordt de ruimte tussen de moleculen groter en wordt de stof vloeibaar
  • Verwarm je nog meer dan gaan ze steeds meer bewegen en worden de ruimtes groter en wordt de stof gasvormig

Slide 24 - Slide

In welke fase is de afstand tussen de moleculen het grootst?
  • In de gasvormige fase is de afstand tussen de moleculen het grootst.
  • Wanneer trillen de moleculen op hun plek?
  • In de vaste fase.

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Slide

Kelvin
  • Graden Celsius +  273 = temperatuur in graden kelvin.
  • Water kookt bij 100 graden Celsius, hoeveel graden kelvin is dit?
  • 110+ 273 = 373 K
  • ALcohol kookt bij 351 graden Kelvin. Hoeveel graden Celsius is dit?
  • 351 - 273 = 78 graden Kelvin

Slide 28 - Slide

Vanderwaalskrachten
Dit is de aantrekkingskracht tussen de moleculen.
Hoe zwaarder de moleculen hoe sterker de vanderwaalskrachten.

Slide 29 - Slide

Hoe herken je een mengsel?
  • Een zuivere stof heeft een smeltpunt en een kookpunt. 
  • Een mengsel heeft een smelttraject en een kooktraject.

Slide 30 - Slide

Moleculen
Moleculen bestaan uit atomen.
Een molecuul is het kleinste deeltje van een stof met nog alle eigenschappen van de stof.
Een molecuul is opgebouwd uit atomen.

Slide 31 - Slide

Hoe schrijf je een atoom op?
Een atoom schrijf je altijd met een hoofdletter en de tweede letter is altijd een kleine letter (tenzij hij maar uit 1 letter bestaat).
Dus magnesium: Mg
Voor het SO met je de naam weten en of het een metaal of een niet metaal is. De latijnse naam hoef je niet te kennen, maar dat mag wel.

Slide 32 - Slide

Aluminium      
Barium             
Calcium           
Chroom            
Goud                  
Kalium               
Kobalt                
Koper                 
kwik                    
lood                    
magnesium      
mangaan            
natrium                
nikkel                    
platina                  
radium                  
tin                            
titaan                      
uraan                      
wolfraan                 

Slide 33 - Slide

Aluminium      Al
Barium             Ba
Calcium           Ca
Chroom            Cr
Goud                  Au
Kalium               K
Kobalt                Co
Koper                 Cu
kwik                    Hg
lood                    Pb
magnesium      Mg
mangaan            Mn
natrium                Na
nikkel                    Ni
platina                  Pt
radium                  Ra
tin                            Sn
titaan                      Ti
uraan                      U
wolfraan                 W

Slide 34 - Slide

ijzer            
zilver          
zink            
Niet metalen
argon          
broom        
chloor        
fluor           
fosfor          
helium      
Jood                 
koolstof           
neon                 
silicium           
stikstof            
waterstof        
zuurstof           
zwavel               

Slide 35 - Slide

ijzer            Fe
zilver          Ag
zink            Zn
Niet metalen
argon          Ar
broom        Br
chloor        Cl
fluor            F
fosfor          P
helium      He
Jood                 I
koolstof           C
neon                 Ne
silicium           Si
stikstof            N
waterstof        H
zuurstof           O
zwavel               S

Slide 36 - Slide

Melk is een ...
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 37 - Quiz

Kraanwater is een ...
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 38 - Quiz

Koper is een ...
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 39 - Quiz

Brons is een ...
A
Zuivere stof
B
Mengsel

Slide 40 - Quiz

Filmpje mengsels
In het filmpje worden 5 mengsels genoemd met voorbeelden. Schrijf dit op.

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Video

Waaruit zijn stoffen opgebouwd?
A
Moleculen
B
Atomen
C
Splinters
D
Deeltjes

Slide 43 - Quiz

Een molecuul is opgebouwd uit?
A
Stof
B
Deeltjes
C
Atomen
D
Moleculen

Slide 44 - Quiz

De fase-overgang vast > gas
A
Rijpen
B
Sublimeren
C
Smelten
D
Condenseren

Slide 45 - Quiz

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Welke fase heeft het water bij nummer 2?
A
vloeibare fase
B
vaste fase
C
gasfase
D
overgangsfase

Slide 46 - Quiz

Wat gebeurt er als je kaarsvet verhit?
A
Fase-overgang
B
Scheiding
C
Verbranding
D
Ontleding

Slide 47 - Quiz

Het zuur worden van melk is een ...
A
Fase-overgang
B
Chemische reactie

Slide 48 - Quiz

Bij welke fase bewegen de deeltjes het snelst?
A
Vast
B
Vloeistof
C
Gas
D
Ze bewegen altijd even snel

Slide 49 - Quiz

Huiswerk
leren par 4 en 5

Slide 50 - Slide