9.3 Werken met formules + 9.4 vergelijkingen

9.3 werken met formules

Ga rustig zitten op je plek.
Doe je telefoon uit en in de telefoontas of in je tas.
Leg je spullen open op tafel en Ipad omgedraaid neer.

3 April
1 / 23
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

9.3 werken met formules

Ga rustig zitten op je plek.
Doe je telefoon uit en in de telefoontas of in je tas.
Leg je spullen open op tafel en Ipad omgedraaid neer.

3 April

Slide 1 - Slide

 Programma                           
  • Start
  • Lesdoel
  • Terugblik
  • Uitleg 9.3 + 9.4
  • Aan de slag 
  • Afsluiting





Slide 2 - Slide

Lesdoelen

In deze les ..


.. leer je hoe je de uitkomst kunt berekenen bij een formule.

... wat een vergelijking is en hoe je deze oplost





Slide 3 - Slide

Vragen over het huiswerk?

Slide 4 - Mind map

uitwerkingen opgave 14 uploaden

Slide 5 - Open question

Weet je het nog?

  1. Lijn l gaat door de punten (2,7) en (8,19). Maak de formule bij lijn l.
  2. Hoe noem je stukjes die je bij elkaar optelt?

  3. Vereenvoudig:  y= 2x-3x -4z

  4. Vereenvoudig: y= 3x-1+8-x

Slide 6 - Slide

Formule opstellen of maken
Onderstaand stappenplan kun je gebruiken bij een tekst, tabel, grafiek of twee gegeven punten.

Stap 1   Maak een tabel bij de grafiek. Vul hierin twee roosterpunten. (Of neem deze over)
Stap 2   Lees de beginwaarde af of bereken deze.

Stap 3  Is de grafiek een stijgende of dalende lijn?
Stap 4  Hoeveel stijgt of daalt de grafiek per horizontale stap van 1? 
          Dit noemen wij de stapgrootte of hellingsgetal.

Stap 5 Maak de formule
          Vervang de onderstaande woorden voor wat je nu weet.


Op welke punt raakt de grafiek de verticale as?
Wat wil je berekenen? = beginwaarde +/- stapgrootte x Wat weet je? 
Wat staat er bij de verticale as?
Wat staat staat er bij de onderste rij?
Wat staat er bij de horizontale as?
Wat staat staat er bij de bovenste rij?

Slide 7 - Slide

Formules vereenvoudigen
De letter (a) wordt ook wel variabele genoemd.
Hetgeen je bij elkaar optelt/aftrekt noem je termen.

Berekening:

Herleiden:
Optelling van drie gelijke termen.
4+4+4=34=12
a+a+a=3a=3a
Vermenigvuldiging van twee factoren.

Slide 8 - Slide

Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor








g = 3a - 4 - 2a + 6
g = a + 2

a = 1a

Slide 9 - Slide

Hoe los je een wiskunde opgave op? 
Stappenplan
Stap 1:  Voorbereiden (Wat weet je al?)
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle 

Slide 10 - Slide

Hoe los je een wiskunde opgave op? 
Stappenplan
Stap 1:  Voorbereiden (Wat weet je al?)
Stap 2: Aanpak kiezen
Stap 3: Bereken
Stap 4: Antwoord geven
Stap 5: Controle 

l=4m + 11
bereken l als m=5

Slide 11 - Slide

Werken met formules
Let op je notatie!








l lengte in cm
m massa in kg

Bereken de lengte als m=8.


Notatie in schrift

m=8        

De lengte van de veer is 40 cm.
l=38+16
l=24+16=40
l=3m+16
l=3m+16

Slide 12 - Slide

Formules vereenvoudigen
Alleen gelijksoortige termen kun je samenvoegen.
In gelijksoortige termen komen precies dezelfde variabelen voor






Kortom een vergelijking is een formule waar het antwoord is ingevuld

g = 3a - 4 - 2a + 6
g = a + 2

a = 1a
-a = -1a
9.4

Slide 13 - Slide

Vergelijkingen en formules
De letter(s) waarvan je de waarde niet weet noemen we een variabele.


Een formule heeft twee variabelen.           = 3 + 2
Een vergelijking heeft één variabele.         8 = 3 + 2

Slide 14 - Slide

Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 
      : 6    :6
      6,5 =                 Dus q = 6,5  
   

Slide 15 - Slide

12.1 Vergelijkingen oplossen
Bordjes methode (klas 1)



Balansmethode (klas 2 en hoger)                                                                                                                 





Dit kan alleen als je aan een kant van het = teken een variabele hebt staan!
71 = 6q+32

Slide 16 - Slide

12.1 Balansmethode
Vergelijking oplossen met de balansmethode! 
Welke waarde heeft q?   

       71 = 6 q + 32
     -32          -32
      39 = 6 q 
      : 6    :6
      6,5 =                 Dus q = 6,5  
   

Slide 17 - Slide

12.2 Vermenigvuldigen
De volgende begrippen kom je tegen in deze paragraaf.

Kwadraat: een getal keer zichzelf. 3²=3x3
Product: een ander woord voor vermenigvuldiging.
Factoren: 6 x 2 = 12 , 6 en 2 zijn de factoren van een product.

Slide 18 - Slide

12.2 Vermenigvuldigen
1) Getallen vermenigvuldigen
2) Letters op alfabetische volgorde
3) Schrijf de vermenigvuldiging zonder bewerkingstekens. 



Slide 19 - Slide

12.2 Vermenigvuldigen
1) Getallen vermenigvuldigen
2) Letters op alfabetische volgorde
3) Schrijf de vermenigvuldiging zonder bewerkingstekens. 



3a2b=32ab=6ab
21a2a=212aa=1a2=a2

Slide 20 - Slide

0

Slide 21 - Video

Aan de slag

Maak: paragraaf 9.3 (volg je eigen leerroute) 

Kijk je werk goed na met een andere kleur en verbeter je fouten!






Je gaat rustig aan het werk!
Je mag met muziek en oortjes werken, 
let op dat de muziek niet te hard staat. 
  • Oortjes in? Mond op slot! 
  • Afspeellijst aan, iPad/telefoon omgedraaid op tafel!
Heb je een vraag? Lees je aantekeningen van zonet nog eens door en/of overleg op fluistertoon vóór je je vinger opsteekt. 

Slide 22 - Slide

Afsluiting 
gelijksoortige termen, notatie formules

Huiswerk voor donderdag is paragraaf 9.3 + 9.4 af!




Slide 23 - Slide