3.5 Variatie in genotypen

3.5 Variatie in genotypen
1 / 21
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.5 Variatie in genotypen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
 Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.

 Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Voortplanting: genen verder geven

Geslachtelijk: met bevruchting
-> kinderen niet geheel hetzelfde

Ongeslachtelijk: deel van origineel
groeit uit tot volgende individu

Slide 3 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
Wortelstokken, enten, stekken, knollen 

Slide 4 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
Een deel van de plant groeit uit tot een nieuwe plant. 

Je kunt planten stekken door een stukje van de plant af te knippen en weer te laten groeien

Aardappelen groeien via knollen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Geslachtelijke voortplanting
Via geslachtscellen (eicel en zaadcel)
Elk organisme is anders doordat er veel mogelijkheden zijn

Kunstmatige selectie: Nakomelingen kiezen met de gunstigste eigenschappen (bvb bij hondenfokkers)

Veredeling: het doorfokken van deze gunstige eigenschappen

Slide 7 - Slide

Geslachtelijke voortplanting

Slide 8 - Slide

geslachtelijke voortplanting
eicel en zaadcel
Ongeslachtelijke voortplanting
deling: veel sneller

Slide 9 - Slide

Mutatie
Een plotselinge verandering van een genotype = een mutatie
de veranderde genen zijn gemuteerd

Hoeft niet gevaarlijk te zijn (kan wel)

Een gemuteerde gen kan overgebracht worden aan de nakomelingen

Slide 10 - Slide

Mutatie

Een plotselinge verandering in het DNA in een eicel of zaadcel
De nakomeling kan er anders uitzien (zoals albino)

Een mutatie kan heel af en toe spontaan ontstaan (celdeling). Een mutatie kan ook ontstaan door mutagene stoffen.

Slide 11 - Slide

Mutagene invloeden 

Slide 12 - Slide

Er kan ook maar 1 cel muteren
Als 1 cel muteert heeft dit bijna nooit een gevolg op het fenotype (uiterlijk)

Bijvoorbeeld kanker


Slide 13 - Slide

Kanker = mutatie in celdeling

Slide 14 - Slide

Mutatie in lichaamscel
Mutatie in geslachtscel

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Wat zijn mutagene invloeden?
A
Bepaalde soorten van het fenotype
B
Stoffen die plotseling het fenotype kunnen veranderen
C
Bepaalde soorten van het genotype
D
Stoffen die plotseling het genotype kunnen veranderen

Slide 17 - Quiz

Wat is geen mutagene invloed
A
mutagene stof zoals asbest
B
röntgen-of radioactieve straling
C
warmtestraling van de kachel
D
sigarettenrook

Slide 18 - Quiz

Bij kanker kan uitzaaiing plaatsvinden.

Wat gebeurt er bij uitzaaiing?

A
Door ongeremde celdeling neemt het aantal kankercellen toe
B
Kankercellen komen in het bloed of in de lymfe terecht en veroorzaken gezwellen in andere lichaamsdelen
C
Gezonde cellen komen in contact met kankercellen en veranderen daardoor zelf in kankercellen
D
Onder invloed van kankercellen wordt de bouw van een weefsel verstoord

Slide 19 - Quiz

Aan de slag
Maak opdracht
1 tot en met 8


Slide 20 - Slide

Nabespreken 3.5

Slide 21 - Slide