What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
V4 Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2
THEORIE-CHECK!
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Hoofdstuk 2
THEORIE-CHECK!
Slide 1 - Slide
Welke voorzetsels hebben altijd een 3e naamval?
A
an, auf, hinter, neben, in, unter, über, vor, zwischen
B
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
C
mit, nach , bei, seit, von, zu, aus
D
anhand, außerhalb, einschließlich, innerhalb, statt, während, wegen, trotz
Slide 2 - Quiz
Welke voorzetsels hebben altijd een 4e naamval?
A
an, auf, hinter, neben, in, unter, über, vor, zwischen
B
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
C
mit, nach , bei, seit, von, zu, aus
D
anhand, außerhalb, einschließlich, innerhalb, statt, während, wegen, trotz
Slide 3 - Quiz
Welke voorzetsels hebben een 3e of een 4e naamval?
A
an, auf, hinter, neben, in, unter, über, vor, zwischen
B
durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang
C
mit, nach , bei, seit, von, zu, aus
D
anhand, außerhalb, einschließlich, innerhalb, statt, während, wegen, trotz
Slide 4 - Quiz
Welke rijtje met lidwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval mannelijk)
A
der, den, dem
B
der, dem, der
C
der-dem-den
D
der, den, der
Slide 5 - Quiz
Welke rijtje met lidwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval vrouwelijk)
A
die, der, die
B
die, der, der
C
die, die, der
D
der, die, der
Slide 6 - Quiz
Welke rijtje met lidwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval onzijdig)
A
dem, das, die
B
dem, das, das
C
das, des, dem
D
das, dem, das
Slide 7 - Quiz
Welke rijtje met lidwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval meervoud)
A
die, den, der
B
die, der, den
C
der, den, die
D
die, den, die
Slide 8 - Quiz
Welke rijtje met persoonlijke voornaamwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval)
A
er - ihn - ihm
B
ihr - euch - sie
C
sie - ihnen - sie
D
ich - mich - mir
Slide 9 - Quiz
Welke rijtje met persoonlijke voornaamwoorden klopt?
(1e, 3e, 4e naamval)
A
du-dich-dir
B
du-dir-dich
C
es-ihm-ihn
D
wir-uns-wir
Slide 10 - Quiz
Kun je bij deze zin een vraag stellen met wo? (waar?), wann? (wanneer) of wohin? (waarheen?):
"Levi schwimmt im Schwimmbad".
A
wo?
B
wann?
C
wohin?
D
geen vraag mogelijk
Slide 11 - Quiz
Kun je bij deze zin een vraag stellen met wo? (waar?), wann? (wanneer) of wohin? (waarheen?):
"Pim stellt sein Fahrrad in die Garage".
A
wo?
B
wann?
C
wohin?
D
geen vraag mogelijk
Slide 12 - Quiz
Kun je bij deze zin een vraag stellen met wo? (waar?), wann? (wanneer) of wohin? (waarheen?):
"Milou wartet auf den Bus".
A
wo?
B
wann?
C
wohin?
D
geen vraag mogelijk
Slide 13 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van:
"zwischen"
Slide 14 - Open question
Wat is de juiste vertaling van:
"an"
Slide 15 - Open question
Wat is de juiste vertaling van:
"hinter"
Slide 16 - Open question
Wat is de juiste vertaling van:
"neben"
Slide 17 - Open question
Ik beheers de stof:
A
dus nog helemaal niet, ik ben in paniek
B
van a tot z
C
met een boek erbij lukt het best
D
ik zou het niet weten, mijn moeder heeft de quiz ingevuld
Slide 18 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van "die Schicht"?
A
de laag
B
de schacht
C
het niveau
D
het zicht
Slide 19 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van "aufklären"?
A
groeien
B
opgeven
C
afmaken
D
ophelderen
Slide 20 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van "bislang"?
A
al lang
B
al even
C
tot zo
D
tot nu toe
Slide 21 - Quiz
Wat is de Duitse vertaling van "parkeren"?
Slide 22 - Open question
Wat is de Duitse vertaling van "bevestigen"?
Slide 23 - Open question
Wat is de Duitse vertaling van "de rugzak"?
Slide 24 - Open question
Welk modale werkwoord past in de zin "Wir ..... einen Umweg fahren, es geht nicht anders"
A
wollen
B
müssen
C
sollen
D
möchten
Slide 25 - Quiz
Wat is de juiste Duitse vertaling van "mochten", dus de VT van "iets mogen" (NE)?
A
mochten
B
dürften
C
durften
D
wussten
Slide 26 - Quiz
Wat vul ik in?
"Ich (lustte, VT) ............. Pizza, aber jetzt nicht mehr"
A
mochtte
B
mochten
C
mag
D
mochte
Slide 27 - Quiz
Wat vul ik in op de puntjes?
"Herr Ober, ich ........ ein Schnitzel."
A
möchte
B
will
C
soll
D
kann
Slide 28 - Quiz
More lessons like this
Keuzevoorzetsels
May 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Keuzevoorzetsels
May 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Keuzevoorzetsels
19 days ago
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
H3 21.12.2021
December 2021
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
V4 11.01.2022 moeilijk met pers. vnw
February 2024
- Lesson with
45 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Kapitel 4 Neue Kontakte V3
April 2022
- Lesson with
26 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Basiswissen Dativ und Akkusativ
April 2022
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
4TL periode 1 les 18 und 19
October 2024
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1