Examenwoorden (deel 2)

Examenwoorden (deel 2)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Examenwoorden (deel 2)

Slide 1 - Slide

Wat zijn examenwoorden?
Examenwoorden zijn woorden die vaak terugkomen in examens.

Het is handig om de betekenis van deze woorden te kennen.
Je kunt dan snel op zoek naar de informatie
die je nodig hebt om een vraag te beantwoorden.

Slide 2 - Slide

Doel
Je weet de betekenis van de volgende 'examenwoorden':

stelling, standpunt, argument, mening, feit, afzwakken, 
baseren op, benadrukken, tegenspreken,
nuanceren, weerleggen

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video


Een stelling is een uitspraak
A
waar je het eens of oneens mee kunt zijn.
B
die de schrijver heeft over een onderwerp.

Slide 5 - Quiz


Een standpunt geeft aan
A
of de stelling klopt.
B
of je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 6 - Quiz


Een argument is een uitspraak die
A
een reden geeft voor een stelling.
B
een reden geeft voor een standpunt.
C
tegen de stelling is.
D
de schrijver doet over het onderwerp.

Slide 7 - Quiz


Een tegenargument is
A
een uitspraak voor de stelling.
B
is een uitspraak tegen de stelling.

Slide 8 - Quiz


Met een weerlegging toon je aan dat
A
een mening of argument klopt.
B
een mening of argument niet klopt.

Slide 9 - Quiz

Vuurwerk moet in heel Nederland verboden worden.
Vuurwerk is gevaarlijk voor mensen en dieren in de omgeving. Daarnaast is het slecht voor het milieu. Het afsteken van vuurwerk is echter een feestelijke traditie, die je niet zomaar kunt afschaffen.
Vuurwerk moet in heel Nederland verboden worden.
Vuurwerk is gevaarlijk voor mensen en dieren in de omgeving. Daarnaast is het slecht voor het milieu. Er wordt wel gezegd dat het afsteken van vuurwerk een feestelijke traditie is, die belangrijk is voor veel Nederlanders. Uit onderzoek blijkt echter 75% van de Nederlanders voor een vuurwerkverbod te zijn.
A
stelling
B
argument
C
tegenargument
D
weerlegging

Slide 10 - Quiz

(1) Vuurwerk moet in heel Nederland verboden worden. (2) Vuurwerk is gevaarlijk voor mensen en dieren in de omgeving. (3) Daarnaast is het slecht voor het milieu. (4) Er wordt wel gezegd dat het afsteken van vuurwerk een feestelijke traditie is, die belangrijk is voor veel Nederlanders. (5) Uit onderzoek blijkt echter 75% van de Nederlanders voor een vuurwerkverbod te zijn.
stelling
argument
tegenargument
weerlegging
zin 1
zin 2
zin 3
zin 4
zin 5

Slide 11 - Drag question

De vraag:
Waarop baseert de schrijver dit?
vraag naar:
A
hoe een schrijver aan zijn informatie of mening komt.
B
wat de bron is van het artikel.
C
D
de laatste zin van de inleiding.

Slide 12 - Quiz


Als een schrijver iets wil benadrukken, dan wil hij
A
zijn mening onderbouwen.
B
een uitleg geven.
C
een argument geven.
D
extra aandacht geven aan iets.

Slide 13 - Quiz


Met 'tegenspreken' wordt bedoeld
A
iets zeggen dat niet waar is.
B
zeggen dat iets niet waar is.

Slide 14 - Quiz


Het afsteken van vuurwerk moet landelijk verboden worden. Professionele bedrijven zouden wel nog vuurwerkshows mogen geven.
A
De schrijver toont iets aan.
B
De schrijver werkt zijn uitspraak uit,
C
De schrijver nuanceert zijn uitspraak.
D
De schrijver verklaart zijn uitspraak.

Slide 15 - Quiz

Ik weet de betekenis van: stelling, standpunt, argument, mening, feit, afzwakken, baseren op, benadrukken, tegenspreken,
nuanceren, weerleggen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll