Paragraaf 5.4 Ga je winst maken?

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Week 23 (vanaf 5 juni) 

Pincode Hoofdstuk 5 Investeren moet!

1. Wat heb je nodig?                                 de balans
2. Waar haal je het geld vandaan?     het vermogen
3. Wat kost dat?                                          de kosten
4. Ga je winst maken?                              de winst & verlies rekening

Opgave 39

Een ondernemer heeft een bestelwagen aangeschaft voor € 30.000.

Na 5 jaar is de bestelwagen bij verkoop nog € 5.000 waard.

a. Bereken de jaarlijkse afschrijvingskosten wanneer ieder jaar een gelijk bedrag wordt afgeschreven.

• jaarlijkse afschrijvingskosten = (aanschafwaarde - restwaarde) ÷ aantal gebruiksjaren
• (€ 30.000 - € 5.000) ÷ 5 = € 5.000 afschrijvingskosten per jaar

b. Hoeveel heeft de ondernemer na 3 jaar afgeschreven? En na 5 jaar?

• na 3 jaar: 3 x € 5.000 = € 15.000 afgeschreven
• na 5 jaar: 5 x € 5.000 = € 25.000 afgeschreven

Opgave 39

Een ondernemer heeft een bestelwagen aangeschaft voor € 30.000.

Na 5 jaar is de bestelwagen bij verkoop nog € 5.000 waard.

c. Stel dat de ondernemer 20% per jaar afschrijft van de waarde op de balans.

Bereken de afschrijvingskosten in jaar 1, 2 en 3.

• na 1 jaar: € 30.000 x 20% = € 6.000
• na 2 jaar: (€ 30.000 - € 6.000) x 20% = € 4.800
• na 3 jaar: (€ 30.000 - € 6.000 - € 4.800) x 20% = € 3.840

Leerdoelen H5. Investeren moet!

Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b

rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel

oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van

groen ik beheers dit leerdoel voldoende

blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Welke gegevens heb je nodig
om je winst te berekenen?

Winst- en verliesrekening

Winst- en verliesrekening:

• Kosten (debet)

        links (debet) van de W&V-rekening 

• Opbrengsten

        rechts (credit) van de W&V-rekening 
       

De winst- en verliesrekening is ook altijd in balans en gaat over een periode (maand, kwartaal, of jaar)! Het verschil tussen de kosten en de opbrengsten is de winst (of het verlies).

Jaarrekening

De jaarrekening van een onderneming geeft een financieel overzicht en het financiële resultaat en bestaat uit:

• balans

• winst- en verliesrekening

• toelichting (op de balans en

                de winst- en verliesrekening)

Bruto & netto winst

   Omzet (p x q)

- Inkoopwaarde (van de omzet)

   Bruto winst

- Bedrijfskosten

   Netto winst

Bruto- en netto winst

Aan welke kant van de winst- en verliesrekening staan de opbrengsten?

1. debet
2. credit
3. links
4. rechts

Als een bedrijf verlies maakt, aan welke kant van de winst- en verliesrekening staat dit verlies dan?

1. debet
2. credit
3. links
4. rechts

Wat staat er niet in de jaarrekening?

1. balans
2. marketingplan
3. winst- en verliesrekening
4. toelichting

Wat is het verschil tussen de bruto en de netto winst?

1. bedrijfskosten
2. afschrijvingskosten
3. inkoopwaarde
4. rentekosten

Leerdoelen H5. Investeren moet!

Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b

rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel

oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van

groen ik beheers dit leerdoel voldoende

blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Maakwerk voor de volgende keer

Paragraaf 5.4 Ga je winst maken?

Opgaven 43 t/m 48 online (onder planning)

Week 23 (vanaf 5 juni) 

Pincode Hoofdstuk 5 Investeren moet!

1. Wat heb je nodig?                                 de balans
2. Waar haal je het geld vandaan?     het vermogen
3. Wat kost dat?                                          de kosten
4. Ga je winst maken?                              de winst & verlies rekening

Kosten                                                             Opgave 44

• Inkoopwaarde van de omzet               375.000
• Huur bedrijfspand                                      80.000
• Loonkosten                                                    42.000
• Reclamekosten                                            30.800
• Elektriciteitskosten                                          800
• Afschrijvingskosten bedrijfsauto              400

• Totaal                                                              529.000

Opbrengsten                                                Opgave 34

• Omzet                                                            520.000
• Renteopbrengsten                                        1.450

• Saldo verlies                                                     7.550

• Totaal                                                              529.000

Opgave 45

Omzet

Inkoopwaarde van de omzet

• (B) = Bruto winst
• (C) = Bedrijfskosten

Netto winst

Vul de ontbrekende begrippen en getallen (A t/m D) in.

• (A) = € 300.000

                  € 120.000 -

                  € 180.000

                  € 110.000 -

• (D) = €   70.000 

Leerdoelen H5. Investeren moet!

Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b

rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel

oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van

groen ik beheers dit leerdoel voldoende

blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Break-evenpunt

Het break-evenpunt (BEP of breakeven-afzet) is het punt waar een onderneming geen winst, maar ook geen verlies maakt.

Totale Opbrengst (TO) = Totale Kosten (TK)
                 p x q                    =           C + (v x q)

Voor een paar Nike schoenen gelden de volgende opbrengst- en kostenfunctie: Totale Opbrengst (TO) = 20q
Totale Kosten (TK) = 12q + 1200

Wat is de verkoopprijs van een paar Nike schoenen?

1. € 5
2. € 12
3. € 20
4. € 32

Voor een paar Nike schoenen gelden de volgende opbrengst- en kostenfunctie: Totale Opbrengst (TO) = 20q
Totale Kosten (TK) = 12q + 1200

Hoeveel bedragen de constante kosten?

1. € 100
2. € 600
3. € 800
4. € 1200

Voor een paar Nike schoenen gelden de volgende opbrengst- en kostenfunctie: Totale Opbrengst (TO) = 20q
Totale Kosten (TK) = 12q + 1200

Wat zijn de variabele kosten van een paar Nike schoenen?

1. € 5
2. € 12
3. € 20
4. € 32

Voor een paar Nike schoenen gelden de volgende opbrengst- en kostenfunctie: Totale Opbrengst (TO) = 20q
Totale Kosten (TK) = 12q + 1200

Wat is de break-evenafzet?

1. 50 paar
2. 100 paar
3. 150 paar
4. 200 paar

Leerdoelen H5. Investeren moet!

Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b

rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel

oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van

groen ik beheers dit leerdoel voldoende

blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Maakwerk voor de volgende keer

Paragraaf 5.4 Ga je winst maken?

Opgaven 49 t/m 51 online (onder planning)

Opgave 51

Finn handelt in een speciaal soort energydrankje. Het drankje staat garant voor een enorme boost aan energie. De verkoopprijs van één blikje is € 1,49. Finn heeft een inkoopprijs van materialen van € 0,24 per blikje. Daarnaast is Finn nog € 0,32 per blikje kwijt aan het fabriceren van het drankje zelf. De constante kosten bedragen € 700 per jaar.

Bereken hoeveel blikjes Finn per jaar minimaal moet verkopen om geen verlies te maken.

• BEP = C  ÷ (p - v)
• C = Constante (vaste) kosten = € 700
• p = verkoopprijs = € 1,49
• v = variabele kosten per product = € 0,32  + € 0,24 = € 0,56
• BEP = € 700 ÷ (€ 1,49 - € 0,56) = 753 blikjes

Minimale toetsvoorbereiding

• nadat je alle opgaven de afgelopen weken gemaakt hebt
• leer de formules op pagina 143 (solvabiliteit), 144 (liquiditeit), 147 (totale kosten), 149 (jaarlijkse afschrijvingskosten), 153 (bruto en netto winst) en 154 (break-evenpunt)
• leer de samenvatting op pagina 158
• leer de begrippen op pagina 159
• doe nog een aantal herhalingsopdrachten op pagina 160/161 (minimaal 2 per paragraaf)
  
• doe nog een aantal rekenopdrachten op pagina 164/165 (minimaal 3)
  
• doorloop nogmaals de LessonUps die we in de lessen behandeld hebben (zie Som)
  
• controleer tenslotte met de leerdoelen in GPL paragraaf 5.1 t/m 5.4 op www.lauwerscollege.ldgo.nl of je de stof voldoende kent en begrijpt