1. We houden allebei van wandelen en mooie plaatsen bekijken.
2. Ik heb mijn vriend ontmoet tijdens mijn vakantie in Frankrijk.
3. Wanneer ga je stagelopen voor je opleiding?
4. Succes met werken, ik ga lekker naar het strand!
5. Ik doe twee keer per week yoga, dat bevalt mij goed.
6. Wat toevallig, we hebben dezelfde schoenen.
7. Toen ik een kind was, heb ik een keer mijn arm gebroken.
8. De trein heeft vertraging, dus we moeten later gaan lunchen.