Werkwoordspelling les 7: herhaling infinitief en vdw als bijvoeglijk naamword
Werkwoordspelling
Nederlands werkwoordspelling
Les 7: Herhaling infinitief voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord, werkwoordsvorm benoemen
VWO 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2
This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Werkwoordspelling
Nederlands werkwoordspelling
Les 7: Herhaling infinitief voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord, werkwoordsvorm benoemen
VWO 2
Slide 1 - Slide
Vorige les ...
... heb je nog een keer geoefend met:
de PVTT en PVVT
het voltooid deelwoord
het benoemen van de werkwoordsvormen
Slide 2 - Slide
Aan het eind van deze les ...
... heb je nog een keer geoefend met:
de PVTT en PVVT
het voltooid deelwoord
de infinitief
het voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
het benoemen van de werkwoordsvormen
Slide 3 - Slide
Hoe gaan we te werk?
Je beantwoordt eerst een aantal vragen over de theorie.
Daarna maak je in een aantal zinnen een voltooid deelwoord van een werkwoord.
Tot slot noteer je in de laatste zinnen de goede vorm van het werkwoord en benoem je de werkwoordsvorm.
Aan alle opdrachten gaat een slide vooraf met daarop de uitleg.
Slide 4 - Slide
Herhaling:
1. Waaraan herken je de infinitief?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Herhaling:
2. Hoe schrijf je het vdw als bn?
Slide 8 - Open question
Herhaling:
3. Welke uitzonderingen (op 'zo kort mogelijk') ken je bij het VDW als BN?
Slide 9 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
1. Het ... vliegtuig. (landen)
Slide 10 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
2. De ... cadeaus. (verloten)
Slide 11 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
3. Het ... deeg. (kneden)
Slide 12 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
4. De ... plantjes. (poten)
Slide 13 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
5. De ... tuin. (omspitten)
Slide 14 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
6. Het ... kind. (redden)
Slide 15 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
7. De ... jongen. (vallen)
Slide 16 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
8. De ... bejaarde. (schrikken)
Slide 17 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
9. De ... aardappelen. (aanbranden)
Slide 18 - Open question
Maak een bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord.
10. Het ... zakgeld. (beloven)
Slide 19 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm.
1. We kunnen het formulier bij de receptie ... . (inleveren)
Slide 20 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 2. Je hebt mijn samenvatting nog niet... (corrigeren).
Slide 21 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 3. Vorige week … ik een vroegere studiegenoot. (ontmoeten)
Slide 22 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 4. De rellen in dat land geven aan dat de situatie daar ... . (veranderen)
Slide 23 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 5. Sommige mensen gaan ervan uit dat de overheid je van de wieg tot het graf ... . (verzorgen)
Slide 24 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 6. Volgens die journalist weet vrijwel niemand wat die pensioenregeling ... . (inhouden)
Slide 25 - Open question
Noteer de juiste vorm van het werkwoord en benoem de werkwoordsvorm. 7. De ... verzorgingsstaat zou een van de oorzaken van de rellen zijn. (uitkleden)