Veel woorden eindigen op een t-klank. Die t-klank schrijf je soms met:
- een -t: wit, kist, (het is) gelukt
- een -d: rood, kind, (ik ben) geslaagd.
Als een woord géén persoonsvorm is, gebruik je de verlengproef. Maak het woord langer door er -e, -en of -eren achter te zetten. (Bij een persoonsvorm gebruik je de werkwoordspelling!)
- Als je een t hoort, schrijf je een t aan het eind: zwarte → zwart, gekopte → gekopt, kaarten → kaart.
- Als je een d hoort, schrijf je een d aan het eind: beroemde → beroemd, handen → hand, runderen → rund.