Starttaal via vooraf B les1 en 2 H1

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

Nederlands

starttaal VIA VOORAF deel B 

Thema 5

vervoer 

opdracht 1

nadenken over 

vervoer

kijk naar de afbeelding op blz 9 

welke dingen zie je die met vervoer te maken hebben? 

vervolg opdr.1

c. kies 1 woord dat je hebt opgeschreven bij opdracht 1B

- schrijf dat woord op blz 10 in je woordweb ( in het midden) 

bedenk nu woorden die met DAT woord te maken hebben

opdracht 2

kies het beste vervoersmiddel.

Lees wat elke persoon zegt en kies welk vervoersmiddel het beste bij hem/ haar past. 

antwoorden volgende slide ...

antwoorden opdr2.

Sharon: trein

Noah:  bus

Bart: vliegtuig

Elena: auto

Tess: fiets 

Vul nu zelf bladzijde 12 en 13 in 

bladzijde 16/ 17

Vul nu zelfstandig blz 16 en 17 in 

opdracht 1

Bladzijde 18 /  19 

themawoorden

samen lezen

Les 2 (10 okt)

vorige les: themawoorden: HET VERVOER 

Het vervoer

Wat staat er op een vervoersbewijs ?
Noem 2 dingen..

Wat is een dienstregeling ?

opdracht 2 en 3 ( blz 20/ 21) 

opdracht 2 klassikaal 

* vul nu zelf opdracht 3 in. 

antwoorden opd 3 blz 22

1.  A           8. B

2. A            9. B 

3. B            10. B

4. B                     

5. B                    

6. B                      

7. A                    

maak opdracht 4 blz.23

antwoorden opdracht 4 

1. de spits =  i 

2. reisplanner= d 

3. de conducteur= g 

4. het vervoersbewijs= h 

5. de dienstregeleing = a

6. het verkeer= b

7. het openbaar vervoer= j

8. het abonnement= c 

9. de vertraging= f

10.  het vervoer= e

wat is de tekening ?? 

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik

kijk naar bladzijde 25 in je boek

opdracht 5

Pak je wisbordje en je stift en schrijf op..

opdracht 6 ( blz 28)

tekst samen lezen 

Let op.... lees mee.... je krijgt een leesbeurt ;) 

Tijd over? 

- woordzoekerspel ( max 2 pers) 

- woordzoeker papier

-  kaartjes synoniemen / tegenstellingen ( vorige les) 

- stil lezen

letterlijk of figuurlijk??

Zet op je wisbord een L voor letterlijk OF

een F voor figuurlijk

L of F ? 

Wil jij even een oogje in het zeil houden?

L of F? 

Ik heb vlinders in mijn buik 

L of F ?

Onder de boom lag een dode mus 

L of F ? 

Iemand blij maken met een dode mus 

leestrainer.nl