l'adjectif démonstratif

L'adjectif démonstratif
Aanwijzend voornaamwoord
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

L'adjectif démonstratif
Aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Adjectif démonstratif
Weet je het nog?

Slide 2 - Slide

Pronom démonstratif
Je kunt het aanwijzend vnw ook zelfstandig gebruiken. Je gebruikt het dan in plaats van een zelfstandig naamwoord. 

Voorbeeld: 
C'est le stylo de ma mère = Het is de pen van mijn moeder
C'est celui de ma mère = Het is die van mijn moeder

Slide 3 - Slide

Andere voorbeelden:
Je vois la fille que j'aime       =  Ik zie het meisje dat ik liefheb
Je vois celle que j'adore        = ik zie degene die ik liefheb

Quels gateaux est-ce que tu préfères? = Aan welke taarten geef jij de voorkeur?
Ceux-ci ou ceux-là ? = Deze hier of die daar? 

Slide 4 - Slide

Extra's
Bij vergelijkingen wordt vaak gewerkt met -ci en -là 
mannelijk
vrouwelijk
mann. mv
vrouw. mv
celui-ci
celui-là
celle-ci
celle-là
ceux-ci
ceux-là
celles-ci
celles-là

Slide 5 - Slide

Schéma:
Mannelijk
Vrouwelijk
Mann. mv
Vrouw. mv
celui
celle
ceux
celles

Slide 6 - Slide

Exercices!

Slide 7 - Slide

Voilà le vélo de mon père.
C'est ......... de mon père.
A
celle
B
ceux
C
celui
D
celles

Slide 8 - Quiz

C'est la photo de mon oncle.
C'est ........ de mon oncle.
A
celui
B
celles
C
ceux
D
celle

Slide 9 - Quiz

Quelles bananes veux-tu?
.......-ci ou ....-là?
A
ceux / ceux
B
celle/ celle
C
celles/ celles
D
celui/ celui

Slide 10 - Quiz

Voici la clé de la maison et ...... de
ma voiture.
A
celui
B
celle
C
ceux
D
celles

Slide 11 - Quiz

J'aime les livres de suspense mais
pas ...... qui sont ici.
A
celle
B
celui
C
celles
D
ceux

Slide 12 - Quiz

Reageer in het kort op de
les van vandaag

Slide 13 - Mind map

FIN DU COURS - AU REVOIR!

Slide 14 - Slide