This lesson contains 35 slides, with interactive quiz, text slides and 6 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Op weg naar langdurige vrede?
Les 3: Het Verdrag van Versailles
en de gevolgen van de Beurkrach
Slide 1 - Slide
De leerdoelen
1. Je kunt vier belangrijke afspraken uit het verdrag van Versailles noemen.
2. Je kunt verklaringen geven voor het wantrouwen in de Republiek van Weimar.
3. Je kunt gevolgen van de economische wereldcrisis voor Duitsland benoemen.
Slide 2 - Slide
We gaan terug naar de tijd vlak na WOI....
Slide 3 - Slide
Wat weet je al van het Verdrag van Versailles?
Slide 4 - Mind map
De Vrede van Versailles
Op 11 november was WOI voorbij. De vredesonderhandelingen waren in het Paleis van Versailles. Alle geallieerde landen waren aanwezig, behalve Rusland. Ook Duitsland was niet welkom!
Slide 5 - Slide
Het Verdrag van Versailles
Op 28 juni 1919 werd het verdrag ondertekend. Duitsland kreeg de schuld van WOI en moest akkoord gaan met demilitarisatie, herstelbetalingen en gebiedsafstand (ook kolonies).
Slide 6 - Slide
De Volkenbond
Ook werd afgesproken dat er een Volkenbond moest komen om oorlogen te voorkomen. Duitsland en Rusland mochten geen lid worden, maar de Verenigde Staten werden zelf ook geen lid...
--->
De Amerikaanse
president Woodrow Wilson
Slide 7 - Slide
Van keizerrijk naar republiek
De Duitse keizer Wilhelm II was aan het einde van de Eerste wereldoorlog naar Nederland gevlucht. Duitsland werd een parlementaire democratie
(Republiek van Weimar).
Slide 8 - Slide
De Dolkstootlegende
Er was weinig vertrouwen bij het
Duitse volk. Veel mensen gaven
de regering de schuld van het
verlies van WOI en de slechte
vredesvoorwaarden. De legerleiding
verzon dat de sociaal-democraten
hierachter zaten...
Slide 9 - Slide
Bezetting van het Ruhrgebied
Het vertrouwen nam nog verder af. Het ging slecht met de economie. Duitsland kon de herstelbetalingen niet meer aflossen. Vervolgens bezette Frankrijk in 1922 het Ruhrgebied.
Slide 10 - Slide
(Hyper)inflatie
De Duitse regering riep de arbeiders in het Ruhrgebied op om te gaan staken en drukte heel veel geld bij om de lonen te betalen. Het geld waardoor daardoor waardeloos: enorme inflatie!
Slide 11 - Slide
Het Dawesplan
Er moest iets gebeuren. De V.S. kwamen met het Dawesplan (o.a. leningen). De economie kwam weer op gang, de welvaart nam toe en Duitsland mocht lid worden van de Volkenbond.
---->
Charles Dawes
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
De Beurskrach (Wallstreet)
Alles leek de goede kant op te gaan, totdat op 24 oktober 1929 de Amerikaanse aandelenbeurs instortte. Er ontstond een wereldwijde crisis en Duitsland werd opnieuw zwaar getroffen...
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Wanhopige Duitsers
De Duitse bevolking was het vertrouwen in de politiek, de regering, democratie en economie volledig kwijt. Veel mensen hoopten dat een sterke leider het land kon redden...
Slide 16 - Slide
Mislukte staatsgreep
Adolf Hitler had in 1923 (tijd van de hyperinflatie) al een mislukte staatsgreep gepleegd om aan de macht te komen. Hij kwam in de gevangenis en schreef daar zijn boek Mein Kampf.
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Video
De NSDAP
Hitler was de leider van de NSDAP (nazi's). Zij wilden dat Hitler als sterke leider (Führer) de macht overnam. Het partijleger (de SA: Sturmabteilung) gebruikte geweld tegen mensen op straat.
Slide 19 - Slide
Hitler wint!
Steeds meer Duitsers steunden Hitler. Door de economische crisis werd bij verschillende verkiezingen de NSDAP telkens groter. In januari 1933 kwam Hitler democratisch aan de macht!
Slide 20 - Slide
Einde democratie
Na de Rijksdagbrand in 1933 wist Hitler alle macht snel naar zich toe te trekken en schafte hij de democratie af. Iedereen moest luisteren naar de Führer (Führerprincipe)...
--->
De Nederlandse communist
Marinus van der Lubbe
Slide 21 - Slide
Gelijkschakeling
Iedereen moest zich aanpassen aan de ideeën van Hitler. Alle organisaties kwamen o.l.v. de nazi's. Met censuur en propaganda werden de mensen geïndoctrineerd.
Slide 22 - Slide
De HJ en de BDM
Op school moest les gegeven worden in de nazileer. Maar daarnaast moesten alle jongens lid worden van de Hitlerjugend (HJ) en alle meisjes van de Bund Deutscher Madel (BDM).
Slide 23 - Slide
Tegenstanders uitgeschakeld
Iedereen die zich verzette, werd uitgeschakeld en kwam bv. in een concentratiekamp terecht. De Gestapo (Geheime Staatspolitie) werd ingezet (onderdeel SS: Schutzstaffel).
Slide 24 - Slide
De rassenleer
De nazi's geloofden in superieure (meerderwaardige, Übermensch) en inferieure (minderwaardige, Untermensch) rassen. Het Arische ras zou over de anderen moeten heersen.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Video
Toenemend antisemitisme
Joden, Sinti en Roma zouden bijvoorbeeld behoren tot de Untermenschen. Het antisemitisme (Jodenhaat) nam toe. In 1935 werden de Neurenberger rassenwetten ingevoerd.
Slide 27 - Slide
(Reichs)Kristallnacht
Het geweld tegen Joden nam steeds verder toe. In de avond van 9 op 10 november 1938 kwam het tot een geweldsexplosie in heel Duitsland: de (Reichs)KristallnachtofNovemberpogrom.
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Video
Duitsland weer sterker
Duitsland moest weer een sterk land worden. Het Verdrag van Versailles werd overtreden. Hitler begon met herbewapening, voerde de dienstplicht in en liet snelwegen aanleggen.
Slide 30 - Slide
Meer Lebensraum
Het Arische ras had meer Lebensraum (leefruimte) nodig. Ook moesten alle Duitstaligen in Duitsland kunnen wonen (Heim ins Reich). Duitsland bezet het Saarland en het Rijnland.
Slide 31 - Slide
De Anschluss
In maart 1938 ging Hitler nog een stap verder. Oostenrijk werd zonder enig probleem als provincie aan Duitsland toegevoegd (de aansluiting). Maar ook dit was niet genoeg...
Slide 32 - Slide
Sudetenland
In de zomer van 1938 wilde Hitler Sudetenland van Tsjecho-Slowakije. Dit keer probeerden Groot-Brittannië en Frankrijk dit tegen te houden op de Conferentie van München.
Slide 33 - Slide
Appeasementpolitiek...
Het bleef nog even vrede, maar Hitler bezette snel heel Tsjecho-Slowakije. Daarna sloten de Sovjet-Unie en Duitsland een niet-aanvalsverdrag. En op 1 september viel Duitsland Polen binnen.