Engels Grammar: Past Simple door Janne

Grammar
Past simple
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammar
Past simple

Slide 1 - Slide

Goals
At the end of this lesson: 
  • You know when and how to use the past simple
  • You know the difference between regular- and irregular verbs

Slide 2 - Slide

Past simple: when to use
Je gebruikt de past simple om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd. Past = verleden. 

Let in de zinnen goed op woorden die verleden tijd aangeven: 
  • Yesterday
  • This morning
  • Last year, week, Monday etc. 

Slide 3 - Slide

Past Simple: regular & irregular verbs
Net als in het Nederlands, heb je in het Engels zwakke (regular/regelmatig) en sterke (irregular/onregelmatig) werkwoorden (verbs)

Slide 4 - Slide

Past Simple: regular verbs
Bij regular verbs komt er ed achter het hele werkwoord.

Example: 
I walked to school yesterday. 
We played videogames all day.
They moved to France last year. 
 

Slide 5 - Slide

Past simple: regular verbs
LET OP!!!
Eindigt een werkwoord op een y? Dan verandert de y      i + ed

Example: 
Cry -> cried
Marry -> married 
Try -> tried

Slide 6 - Slide

Past Simple: irregular verbs
Bij irregular verbs verandert het hele werkwoord van klank en van spelling wanneer je het in de verleden tijd zet. 

Example: 
I fell of my bike yesterday. (fall)
She was my best friend, but not anymore. (be)
They flew to Texas last month (fly)

Slide 7 - Slide

Regular or irregular?
come (kom)
A
Regular (regelmatig)
B
Irregular (onregelmatig)

Slide 8 - Quiz

Come = irregular
Come -> came in de past simple vorm

Slide 9 - Slide

Regular or irregular?
run (ren)
A
Regular (regelmatig)
B
Irregular (onregelmatig)

Slide 10 - Quiz

Run = irregular
Run -> ran in de past simple vorm

Slide 11 - Slide

Regular or irregular?
work (werk)
A
Regular (regelmatig)
B
irregular (onregelmatig)

Slide 12 - Quiz

work = regular
work -> worked in de past simple vorm

Slide 13 - Slide

Regular or irregular?:
Play
A
Regular (regelmatig)
B
Irregular (onregelmatig)

Slide 14 - Quiz

Play = regular
Play -> played in the past simple vorm

Slide 15 - Slide

Off to work
Make the grammar exercises on the following websites: 


Slide 16 - Slide

Noem een regular verb

Slide 17 - Mind map

Noem een irregular verb

Slide 18 - Mind map

Ik vind dit nog best lastig. Ik zou graag willen dat dit nog een keer uitgelegd wordt
Graag nog een keer uitleggen
Ik snap het allemaal wel

Slide 19 - Poll

Next lesson
Hand in your task and learn about the past continuous

Slide 20 - Slide