Spelling 2.3/ 2.4 Bijvoeglijk naamwoord

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

konijnen bouten in pruimensaus

In deze zin staat iets niet goed. Je moet iets aan elkaar schrijven. 
Door woorden aan elkaar te schrijven verandert de betekenis. 
3 jarige paarden
3-jarige paarden

Slide 2 - Slide

Aan elkaar of los
Aan elkaar:
  • Samenstellingen (par 2.2)
  • woorden met er-, hier-, daar-, waar- plus voorzetsel
erop, hierdoor, daarbij, waarvan 
  • werkwoorden die beginnen met voorzetsels
binnenlaten, doorgeven, uitvinden

Slide 3 - Slide

Koppelteken -
koppelteken tussen twee woorden als:
  • woord begint met voorvoegsel niet-, non-, oud-, ex-.
Mijn ex-vriend is niet-roker.
  • uitspraak autoonderdelen/ auto-onderdelen
  • deel van het woord is een samenstelling van cijfers, letters of tekens 3-jarige/mbo-opleiding/€-teken
  • Noord-Holland, Zuid-Amerika, West-Afrika


Slide 4 - Slide

Maken paragraaf 2.3

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Je spelt bijvoeglijke naamwoorden juist

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Een bijvoeglijk naamwoord (bvn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord.


Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Hier staat het bijvoeglijk naamwoord voor het zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Slide

Maar ook
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord niet in de buurt van het zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Slide

Regel

als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat: het mes is scherp, de film is leuk

bij het-woorden waar je een voor zet: het scherpe mes – een scherp mes, het lege papier – een leeg papier

Slide 11 - Slide

Weet je niet of de laatste letter een -d of een -t is?

 Luister dan naar de lange vorm. Je hoort dan of je een d of een t moet schrijven. 

Bijvoorbeeld:
een vreem... beest → het vreemde beest. Dus: een vreemd beest

Slide 12 - Slide

Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord vertelt je van welk materiaal iets gemaakt is.

Slide 13 - Slide

stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 14 - Slide

Werkwoorden kun je ook als bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Ook dan schrijf je het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk:
aankleden de aangeklede patiënt, een aangeklede patiënt.
redden het geredde hert, een gered hert

Slide 15 - Slide

Opdrachten maken

Slide 16 - Slide