1E donderdag 9 juni 5.7 deel I

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

Als je 
binnenkomt:


BEN IK RUSTIG LOPEND DE KLAS INGEKOMEN?
BEN IK ZONDER LAWAAI TE MAKEN DE KLAS BINNENGEKOMEN?
HEB IK MIJN TELEFOON IN DE TAS GESTOPT?
ZIT IK AAN TAFEL, LIGT MIJN BOEK, SCHRIFT, PEN OP TAFEL?
STAAT MIJN TAS NAAST ME OP DE GROND? 
BEN IK STIL AAN HET WACHTEN TOT DE LES BEGINT?  Zo ja  --> 

Slide 1 - Slide

Zo gaan we het doen:
1. Bij binnenkomst meteen je spullen op tafel.
2. Je bent stil en wacht tot de les begint. 
3. Tijdens de les praat je pas als ik je een beurt geef.
4. Je doet mee en let op, zo kan iedereen leren in de les!


Slide 2 - Slide

Dit gaan we doen:
Toetsplanning  bespreken                           5 minuten
Uitleg H5.7                                                           10 minuten
Werken op de computer                                30 minuten
Jeugdjournaal                                                    10 minuten
Lesafsluiting                                                       5 minuten

Lesdoelen: na deze les kan je vertellen hoe je bijvoeglijke naamwoorden, telwoorden en  voorzetsels vindt.

Slide 3 - Slide

Toetsplanning:
H4.5 + H5.5 --> 50 woorden
H4.7 + H5.7 -->  grammatica
H4.8 + H5.8 --> spelling
Toets: donderdag 16 juni

Boekverslag: inleveren 22 juni. Boek uitgelezen hebben: 15 juni. 
Ik zal volgende week de opdracht uitdelen en uitleggen. 


Slide 4 - Slide

Je boek....

Thuis nog gelezen?
Schiet het lezen een beetje op? Je hebt door de verschuiving van de inleverdatum van het boekverslag iets meer tijd. Zorg dat je uiterlijk vrijdag 15 juni je boek uithebt. 

Lees stil en rustig, zodat ook je medeleerlingen kunnen lezen. 

Slide 5 - Slide

H 5.7

In deze paragraaf leer je:
1. De woordsoorten persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord benoemen;
2. het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord goed gebruiken.

Slide 6 - Slide

Onthouden:
Een persoonlijk voornaamwoord (psv) verwijst naar iemand of iets in het enkelvoud of meervoud:

  • Ik houd van chocola. Houden jullie ook van chocola?
  • Mijn vader is dol op koken. In het weekend staat hij uren in de keuken. Wij helpen hem daar vaak bij.
  • Heb je de nieuwe sneakers van Fenna gezien? Ik vind ze supermooi!
  • Mag ik die nietmachine even, ik heb hem nodig.

Slide 7 - Slide

Let op:
Ik loop met haar naar school. 
Zij is met mij naar school gelopen. 

Wat is het onderwerp in deze zinnen?
Wat zijn de persoonlijke voornaamwoorden?

Wat valt dus op?

Slide 8 - Slide

Filmpje....

Slide 9 - Slide

Onthouden:
Met bezittelijke voornaamwoorden kun je zeggen van wie iets is:

Een bezittelijk voornaamwoord (bzv) staat voor het zelfstandig naamwoord:

Onze schoenen hebben we vast uitgedaan.
Mijn zusje fietst met haar klasgenoot naar onze school.

Slide 10 - Slide

Onthouden:
Een bezittelijk voornaamwoord staat nooit alleen. Je gebruikt het samen met een zelfstandig naamwoord. Tussen het bezittelijk voornaamwoord en zelfstandig naamwoord kunnen wel nog andere woorden staan.

Mijn aardige moeder heeft jouw vervelende broertje aangekleed voor zijn eerste echte feestje.


Slide 11 - Slide

Let op:
mijn = bezittelijk voornaamwoord. Ik heb mijn broer een mooi cadeau gegeven.

me = persoonlijk voornaamwoord. Ik heb die rare broer van me een mooi cadeau gegeven. ME BROER IS DUS FOUT!!

jouw = bezittelijk voornaamwoord. Mag ik jouw fiets even lenen?
jou = persoonlijk voornaamwoord. Is die fiets van jou of van iemand anders?

uw = bezittelijk voornaamwoord. Mag ik uw rijbewijs even zien?
u = persoonlijk voornaamwoord. Ik zag u net door rood rijden, klopt dat?

Slide 12 - Slide

Ezelsbruggetje:
Kun je het voornaamwoord vervangen door hij of zij? Dan is het een persoonlijk voornaamwoord.

Kun je het vervangen door zijn of haar? Dan is het een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 13 - Slide

Laatste!! Hun of ze/zij?
Hun kan een persoonlijk EN bezittelijk voornaamwoord zijn

hun = persoonlijk voornaamwoord. Ik heb hun het probleem uitgelegd. Hun is ALLEEN een persoonlijk voornaamwoord als je er 'aan' voor kan denken.

hun = bezittelijk voornaamwoord. Zij hebben hun huis verkocht.

'Hun hebben gezegd dat'... IS DUS FOUT, want??
Gebruik als onderwerp altijd zij of ze!

Slide 14 - Slide

Aan de slag
  • Maak opdracht 1 t/m 13 van H5.7 online in de les. 
  • Dit moet af zijn!
  • Als bij de opdrachten: lees de lesstof gaat, ga dan naar de lesstof!
  • Klaar? Ga dan lezen. 
  • Werk geconcentreerd. Je mag samenwerken, maar praat zachtjes en alleen over de lesstof of de opdrachten. 

timer
30:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 14 t/m 20 van H 5.7 online

Als je 9 t/m 16 van H 5.5. nog niet online gemaakt hebt, maak je die ook af. 

Slide 16 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 17 - Slide