WOORDEN plus OPDRACHTEN bellen en mailen - rose - dag 2 NT2

Thema 3 Bellen en mailen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 3 Bellen en mailen

Slide 1 - Slide

de dokter
  • gestudeerd om zieke mensen beter te maken
  • man of vrouw
  • de dokter - de dokters
  • zin: Mijn vader is een goede dokter

Slide 2 - Slide

eerst(e)
  • vóór iemand anders
  • vóór iets 
  • met plaats/met tijd
  • antoniem: laatst(e)
  • zin: Ik ga eerst naar school en dan eten koken. 

Slide 3 - Slide

's middags
  • in/tijdens de middag
  • een dagdeel: de middag
  • van 12-18 uur
  • zin: De leerlingen zijn            's middags vrij. 

Slide 4 - Slide

's nachts
  • in/tijdens de nacht
  • een dagdeel: de nacht
  • van 0.00 - 6.00 uur
  • zin: Ik droom 's nachts leuke verhalen. 

Slide 5 - Slide

moeten
  • nodig zijn
  • verplicht zijn
  • werkwoord: ik moet - wij moeten
  • zin: Wij moeten elke dag naar school.
  • zin: Ik moet goed mijn best doen. 

Slide 6 - Slide

Waar zie je hier
de dokter?
A
B
C
D

Slide 7 - Quiz

Als je ziek bent ga je naar .............
A
de buurvrouw
B
de bakker
C
de apotheek
D
de dokter

Slide 8 - Quiz

Je moet bijna 10 jaar studeren om ............ te worden.
A
douane
B
docent
C
dokter
D
directeur

Slide 9 - Quiz

Ik moet ............. nog naar sport en daarna ga ik slapen.
A
achter
B
later
C
goed
D
eerst

Slide 10 - Quiz

De ............... keer dat ik in Nederland was vond ik heel spannend.
A
elke
B
eerste
C
sommige
D
laatste

Slide 11 - Quiz

We zijn om 14.20 uur klaar op school.
Het is dan ................
A
's nachts
B
's middags
C
's ochtends
D
's avonds

Slide 12 - Quiz

Zoek het goede woord voor :
in de middag

A
smiddags
B
s' middags
C
's middags
D
's midags

Slide 13 - Quiz

De tijd tussen 0:00 - 6:00 uur
A
's nachs
B
s'nachts
C
's morgens
D
's nachts

Slide 14 - Quiz

Er zijn vier dagdelen. Wat is de goede volgorde?
1: 's morgens, 's nachts, 's middags, 's avonds
2: 's morgens, 's middags, 's avonds, 's nachts

A
1
B
2
C

Slide 15 - Quiz

Maak een zin met het woord:
's nachts

Slide 16 - Open question

Waar zie je hier het werkwoord 'moeten'
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Zet de woorden in een goede zin.
moeten leren. veel Jullie

Slide 18 - Open question