This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
5.3: Stamboomonderzoek (Deel 1)
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Een kind van twee gezonde ouders heeft een erfelijke aandoening. Het allel voor deze erfelijke aandoening moet dus aanwezig zijn bij de ouders. Het gen voor deze aandoening ligt op chromosoom 4. Erft deze erfelijke ziekte dominant of recessief over of is dit niet te bepalen?
A
Dominant
B
Recessief
C
Niet te bepalen
Slide 3 - Quiz
Een fruitvlieg met een zwart lichaam wordt gekruist met een fruitvlieg met een grijs lichaam. Alle individuen van de F1 zijn grijs. Deze F1-individuen worden onderling gepaard. Van de 113 individuen van de F2 zijn er 84 grijs en 29 zwart. Hoeveel van de 84 grijze individuen van de F2 zullen er, naar verwachting, heterozygoot zijn?
A
28
B
42
C
56
D
84
Slide 4 - Quiz
Bij de mens is het allel voor een kale kruin dominant over het allel voor een normale haargroei. Heterozygote mannen zijn wel kaal, maar heterozygote vrouwen niet. Dit wordt veroorzaakt door de invloed van andere genen. Een bepaalde kale man heeft ouders met een normale haargroei. Was de vader van deze kale man homo of heterozygoot voor de eigenschap haargroei. En zijn moeder?
A
Vader homozygoot moeder homozygoot
B
Vader homozygoot moeder heterozygoot
C
Vader heterozygoot moeder homozygoot
D
Vader heterozygoot moeder heterozygoot
Slide 5 - Quiz
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Is deze aandoening dominant of recessief?
Slide 9 - Slide
Is deze aandoening dominant of recessief (zie vorige slide)?