Ik lig in bed en ben net wakker gemaakt door één of andere nieuwe zuster, Eucalipta. Derdejaarsstudent, zei ze er nog achteraan. Een walgelijke walm kwam uit haar glimlachende mond. Even later kwam ze mijn pillen brengen samen met drie wezens die klaarstonden om mij in plakjes te snijden. Ze sprak, maar alles kwam vertraagd over haar lippen, het leek net of er elk moment een slangentong naar buiten zou komen. Haar ogen boorden zich in mijn hoofd vast en lazen wat ik dacht. “Neem alstublieft die medicijnen in Eline” sprak Eucalipta. “Nee, nee sprak Eduard , mijn innerlijke engel. “Ontneem je duivels niet, want misschien vluchten je engelen ook”. Ik voel mij zo bang, zo bang, maar toch slik ik de medicijnen. Dat gif van Eucalipta en haar handlangers voel ik in mijn slokdarm branden, een weg vretend naar mijn hersenen om daar een nano chip te plaatsen en mijn geheugen te wissen.
Vier weken later
Alicia komt mij wakker maken, ik lig zeer vast te slapen en heb een droge mond. Nog steeds zie ik een beetje Eucalipta in haar, maar ik kan mijn gedachten daarover negeren. Gisteravond heb ik met haar gesproken over wat ik met haar meemaakte die eerste dagen. Ze schrok, wist niet dat in zo’n wereld leefde en dat ze zo eng voor mij was.