L'adjectif

L'adjectif 

Het bijvoeglijk naamwoord 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

L'adjectif 

Het bijvoeglijk naamwoord 

Slide 1 - Slide

Waar zegt het bnw iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
een onderwerp

Slide 2 - Quiz

des adjectifs

Slide 3 - Mind map

des voitures bleues 
des petits chiens 

Slide 4 - Slide

Vorm
mannelijk
vrouwelijk 
 m.meervoud  
vr. meervoud
 + e 
+ s     
+ es 

Slide 5 - Slide

een kleine jongen
A
un petit garçon
B
un petite garçon

Slide 6 - Quiz

een klein meisje
A
une petit fille
B
une petite fille

Slide 7 - Quiz

kleine jongens
A
des petits garçons
B
des petites garçons

Slide 8 - Quiz

kleine meisjes
A
des petits filles
B
des petites filles

Slide 9 - Quiz

Bijzondere vrouwelijke vormen
goed
bon
bonne
mooi 
beau 
belle
nieuw 
nouveau
nouvelle 
oud 
vieux 
vieille 

Slide 10 - Slide

Let op ! Geen extra : 
voorbeelden
e
als bnw eindigt op een -e 
un objet rouge - une table rouge 
s
als bnw eindigt al op een -s 
un garçon français - des garçons français 

Slide 11 - Slide

mijn Franse neven
A
mes cousins français
B
mes cousins françaiss

Slide 12 - Quiz

Plaats 
Het bnw staat meestal ACHTER het znw. 
vb. une voiture bleue 
MAAR : er zijn uitzonderingen (die staan ERVOOR)  : 
beau, bon, joli
gros, grand, petit
jeune, vieux, nouveau 
premier, dernier, long, haut 
vb. une belle fille 

Slide 13 - Slide

een rode jurk
A
une robe rougee
B
une robe rouge

Slide 14 - Quiz

een leuke kamer
A
une chambre joli
B
une jolie chambre

Slide 15 - Quiz

een lekkere taart
A
un bon gâteau
B
un gâteau bon

Slide 16 - Quiz

een nieuwe school
A
une école nouvelle
B
une nouvelle école

Slide 17 - Quiz

een oude spijkerbroek
A
un jean vieille
B
un vieux jean

Slide 18 - Quiz

een mooie rok
A
une belle jupe
B
une jupe beau

Slide 19 - Quiz