1 Verwijst naar een persoon
2 Het kan in 4 naamvallen staan en heeft vormen die lijken op vorm van der Gruppe
3 Na wer staat het WW in het enkelvoud
1e Wer ist das?
2e Wessen Auto steht hier?
3e Wem hast du das Buch gegeben?
4e Wen hat er abgeholt?
üben: S. 34/35 - Aufg. 12, 13 machen